Hoofdstuk 19 - Paul eet veel

Hoofdstuk 19 - Paul eet veel
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 19 - Paul eet veel

Slide 1 - Diapositive

Lees de tekst
Paul vindt de paella heel lekker.
Hij eet twee borden paella.
En het ijs met peer vindt hij ook lekker.
Hij eet twee borden ijs met peer.
'Wat eet jij veel', zegt Paula.
Paul lacht.
'Ik eet altijd veel', zegt hij.

Slide 2 - Diapositive

Wat is het toetje?
A
ijs met chocola
B
fruitsalade
C
peer met slagroom
D
ijs met peer

Slide 3 - Quiz

Paul eet vier borden leeg.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Schrijf:

Slide 5 - Question ouverte

Wanneer eet Paul veel?
A
altijd
B
vaak
C
soms
D
nooit

Slide 6 - Quiz

Lees de tekst
Paula zet de stroopwafels van Paul op tafel.
Ze brengt de borden naar de keuken.
'Wil je koffie?', vraagt ze.
'Graag', zegt Paul.
Paula maakt koffie.
Paul zit alleen aan de tafel.
Hij kijk naar de stroopwafels.

Slide 7 - Diapositive

Paula zet de stroopwafels naast de tafel
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Waar gaat Paula naartoe?
A
B
C
D

Slide 9 - Quiz

Paul wil koffie.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van 'alleen'?
A
solo
B
samen
C
enkel
D
apart

Slide 11 - Quiz

Lees de tekst
Hij kijkt nog eens naar de stroopwafels.
Hij pakt een stroopwafel.
En hij pakt nog een stroopwafel.
Paula komt terug met de koffie.
Ze kijkt naar de zak met stroopwafels.
'Wat weinig koeken in het zakje', zegt ze.
'Ja; , zegt Paul. 'De supermarkt heeft alleen kleine zakjes'.
Paula lacht. 'Ja, ja...' zegt ze.

Slide 12 - Diapositive

Hoe vaak pakt Paul een stroopwafel?

Slide 13 - Question ouverte

Schrijf op, waar de stroopwafels in zitten

Slide 14 - Question ouverte

Gelooft Paula wat Paul zegt?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Nieuwe woorden
Zijn er woorden die je niet kent?
Schrijf de woorden in je schrift.
Zoek de woorden op Google Translate. 
Schrijf het woord in je eigen taal. 

Slide 16 - Diapositive