§2 Stroomgebieden en stroomstelsels

Hoofdstuk water
§2 Stroomgebieden en stroomstelsels
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk water
§2 Stroomgebieden en stroomstelsels

Slide 1 - Diapositive

Terugblik
  1. Er is maar weinig zoet (drinkbaar) water
  2. Water verandert voortdurend van vorm: vast (ijs), vloeibaar (water), gas (waterdamp)
  3. Water verandert voortdurend van vorm en plaats in de kringlopen van water: korte en lange kringloop.
  4. Water heeft verschillende verschijningsvormen: oppervlakte water, grondwater
  5. Soorten rivieren: wadi, gletsjer, regen, gemengd

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Leerdoelen
  • Je weet uit welke onderdelen een stroomgebied bestaat.
  • Je begrijpt dat het debiet iets anders is als het regiem.
  • Je kunt in de atlas stroomgebieden aanwijzen.

Begrippen: reliëf, waterscheiding, stroomgebied, bovenloop, middenloop, benedenloop, delta, verval, verhang, debiet, regiem



Slide 4 - Diapositive

Video
Kenmerken van een rivier

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Stroomgebied
Reliëf vormt de waterscheiding dat is de grens tussen
stroomgebieden

Slide 7 - Diapositive

Stroomgebied
Uit welke delen bestaat het stroomgebied van een rivier?
Begin bij de bron.
  1. De bovenloop in de bergen.
  2. De middenloop, vaak door een dal.
  3. De benedenloop, waar de rivier uiteindelijk via een delta in zee loopt.

Slide 8 - Diapositive

Video
Bovenloop, middenloop en benedenloop van een rivier

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Water in Rijn/Maas
  • Hoe noem je de hoeveelheid water die op een bepaald punt in de rivier passeert?
  • debiet

Slide 11 - Diapositive

Water in Rijn/Maas
Rivieren stromen niet overal even snel. In de bovenloop met veel hoogteverschil stroomt de rivier sneller van in de benedenloop waar weinig hoogte verschil is. 

Het hoogteverschil tussen begin en eindpunt van een rivier noem je verval.
Het hoogteverschil op korte afstand (1 kilometer) noem je verhang

Slide 12 - Diapositive

Verschil Rijn/Maas
Aan de riviermonding is het debiet van de Rijn tien keer groter dan dat van de Maas.
Hoe komt dat?
De rivieren zijn een ander type
Rijn is gemengde rivier
Maas is een regenrivier
Schommelende hoeveelheid water

Slide 13 - Diapositive

Verschillende rivieren
Meerdere soorten rivieren
Sommige rivieren worden ‘gevoed’ door het water dat als neerslag in hun stroomgebied valt. Dat zijn regenrivieren. Hun debiet, de hoeveelheid water die ze afvoeren, is afhankelijk van de neerslag. Valt er veel neerslag in hun stroomgebied, dan neemt hun debiet toe en stijgt hun waterpeil sterk. Valt er weinig regen in hun stroomgebied, dan is hun debiet klein en hun waterpeil laag.
Het debiet van een regenrivier varieert dus sterk. Een voorbeeld van een regenrivier is de Maas.

Er zijn ook rivieren die het smeltwater van gletsjers afvoeren. Dat zijn gletsjerrivieren. In de zomer smelten gletsjers het snelst, in de winter het langzaamst. Daardoor schommelt het debiet van deze rivieren.

Veel rivieren zijn zogenaamde gemengde rivieren. Deze krijgen water aangevoerd dat als neerslag in hun stroomgebied valt, naar ook smeltwater van gletsjers. ’s Winters voeren ze weinig smeltwater af en veel regenwater. ’s Zomers is het precies omgekeerd. Daarom is het verschil in hun regiem niet zo groot als dat van regenrivieren. De Rijn is een gemengde rivier.


Slide 14 - Diapositive

Verschil Rijn/Maas
Hoe noem je de schommeling tussen waterafvoer in een rivier, bijv. door regenval?
regiem

Slide 15 - Diapositive

Doen!
Leren hoofdstukopening en §1
Maken §2.  Laat je werk zien als je het af hebt!

Slide 16 - Diapositive

De cijfers 1 en 2 geven een deel van de rivier weer. Bij 1 is een ander proces overheersend dan bij 2.

Waar staan alle begrippen juist?

Slide 17 - Diapositive