Engels via vervolg thema 4

Wat is het engelse woord voor pijn
A
pian
B
pain
C
pains
1 / 16
suivant
Slide 1: Quiz
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat is het engelse woord voor pijn
A
pian
B
pain
C
pains

Slide 1 - Quiz

wat betekent Headteacher?
A
schooldirecteur
B
hoofdleraar
C
leraar hoofd

Slide 2 - Quiz

wat betekent het woord "Important"
A
imposant
B
impotent
C
belangrijk
D
immoreel

Slide 3 - Quiz

wat betekent de zin: "and then she fell"
A
dat is het geval
B
ze valt zo
C
en toen viel ze

Slide 4 - Quiz

Hoe zeg je in het Engels: "Wil je wat water?
A
Water??
B
you want water?
C
would you like some water?
D
Should you like some water?

Slide 5 - Quiz

wat is de verleden tijd van work?
A
wark
B
workdt
C
worked
D
workte

Slide 6 - Quiz

Wat betekent the same?
A
verschillend
B
anders
C
hetzelfde

Slide 7 - Quiz

Wat betekent het woord sometimes?

A
vaak
B
soms
C
nooit

Slide 8 - Quiz

Wat is het Engelse woord voor binnen?
A
inside
B
outside

Slide 9 - Quiz

wat betekent for example
A
veel sneller
B
kleiner dan
C
bijvoorbeeld

Slide 10 - Quiz

Wat betekent:
"you are right"
A
Jij bent rechts
B
Je hebt gelijk

Slide 11 - Quiz

Wat betekent:
"that's a pitty
A
Dat is een pitje
B
Het staat op een laag pitje
C
Dat is jammer

Slide 12 - Quiz

Hoe zeg je in het Engels:
Waarmee
A
where with
B
with what

Slide 13 - Quiz

wat betekent Order?
A
bestellen
B
map
C
normaal

Slide 14 - Quiz

wat betekent:
"write it down"
A
goed beneden
B
okay daar
C
schrijf het op

Slide 15 - Quiz

Wat betekent:
Too far away
A
ook ver weg
B
te ver weg
C
een verre weg

Slide 16 - Quiz