Grammatik: Wiederholung Wechselpräpositionen

Wechselpräpositionen


Keuzevoorzetsels
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Wechselpräpositionen


Keuzevoorzetsels

Slide 1 - Diapositive

Lernziel:
  • Ich wiederhole die Wechselpräpositionen und kann sie benutzen 

Slide 2 - Diapositive


Slide 3 - Diapositive

Wechselpräpositionen - und die anderen Präpositionen...
Cette vidéo n'est plus disponible

Slide 4 - Diapositive

Meine Mutter sitzt in … Küche (v).
A
die
B
der
C
das
D
dem

Slide 5 - Quiz

Meine Mutter sitzt in der Küche
Waar (Wo) zit mijn moeder? --> in de keuken 

Geeft een toestand/rust aan, dus 3e naamval

Slide 6 - Diapositive

Das Heft fällt auf … Boden (m)
A
der
B
des
C
dem
D
den

Slide 7 - Quiz

Das Heft fällt auf den Boden
Waar (Wohin) valt het schrift heen? --> op de grond

Het schrift valt op de grond --> beweging met richting (= 4e naamval)

Slide 8 - Diapositive

Der Ball liegt unter ….. Auto (o).
A
der
B
die
C
das
D
dem

Slide 9 - Quiz

Der Ball liegt unter dem Auto
Waar ligt de bal? --> onder de auto 

 Geeft een toestand/rust aan, dus 3e naamval

Slide 10 - Diapositive

Ich hänge das Bild an … Wand (v).
A
die
B
der
C
dem
D
das

Slide 11 - Quiz

Ich hänge das Bild an die Wand.
Waar hang ik het schilderij naar toe (heen)? --> aan de muur

Ik hang het schilderij aan de muur --> beweging met richting
(= 4e naamval)

Slide 12 - Diapositive

Seine Schwester wartet schon lange auf ... Zug.
A
das
B
dem
C
den
D
die

Slide 13 - Quiz

Seine Schwester wartet schon lange auf den Zug.

Wanneer je geen wo of wohin vraagt kunt vragen en/of er niet duidelijk sprake is van dezelfde situatie (toestand) of verandering (beweging/actie). 
Gebruik je na auf en über altijd de 4e naamval!

Slide 14 - Diapositive

Sein Bruder zweifelt an dies... Worten.
A
diesem
B
dieser
C
diese
D
diesen

Slide 15 - Quiz

Sein Bruder zweifelt an diesen Worten.
Wanneer je geen wo of wohin vraagt kunt stellen en/of er niet duidelijk sprake is van dezelfde situatie (toestand) of verandering (beweging/actie). 
Gebruik je na de andere voorzetsels (behalve na auf en über) altijd de 3e naamval.

Slide 16 - Diapositive

Samengevat:

Slide 17 - Diapositive

Keuzevoorzetsels - nog lastig?
Bekijk dan:




of oefen met deze sites (zie volgende slides): 

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Lien

Slide 20 - Lien

Slide 21 - Lien