Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Aujourd'hui,
c'est le...
Slide 1 - Diapositive
Traduis les phrases et réponds...
Comment vas-tu?
1
Tu as passé de bonnes vacances?
2
Avec qui?
4
Il a fait beau?
6
Tu as été où?
3
Comment tu as été en vacances?
5
Il a fait mauvais?
7
Slide 2 - Diapositive
Today's planning:
Programme d'aujourd'hui
Objectif: Aan het einde van de les heb je geoefend met schrijfvaardigheid: je hebt jouw vakantie beschreven en daarbij de passé composé gebruikt.
Chapitre 1: Un, deux, splash! - D (grammaire et écrire)
Schrijfvaardigheid: exercice 18
Slide 3 - Diapositive
Moyen de transport
Vervoersmiddelen
Slide 4 - Diapositive
en voiture
à pied
en train
à velo
en bus
Slide 5 - Question de remorquage
Hoe gebruik je het?
Ik ga met de bus
Ik ga met de auto
Ik ga te voet Ik ga op de fiets
Ik ga op de moto
Slide 6 - Diapositive
Ik ga metde bus.
Je vais en bus.
Ik ga op de fiets.
Je vais à vélo.
Slide 7 - Diapositive
Passé composé
Passé composé met avoir
Slide 8 - Diapositive
De passé composé gebruik ik om ...
A
iets over het nu te vertellen
B
iets over het verleden te vertellen
Slide 9 - Quiz
De passé composé bestaat uit ...
A
een hulpwerkwoord en een heel werkwoord
B
een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord
C
een heel werkwoord en een zelfstandig nw
D
een voltooid deelwoord en een zelfstandig nw
Slide 10 - Quiz
Passé Composé
Onderwerp + Hulpwerkwoord + Voltooid deelwoord
Hulpwerkwoord: être & avoir
Slide 11 - Diapositive
Passé composé
J'ai organisé une fête. Ik heb een feest georganiseerd.
Nous avons regardé un film. Wij hebben een film gekeken.
Slide 12 - Diapositive
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
avoir (hebben)
Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord
ai
as
a
avons
avez
ont
Slide 13 - Question de remorquage
Slide 14 - Diapositive
Passé composé
Présent
J'ai mangé
il parle
Ils ont acheté
je téléphone
vous avez dansé
nous écoutons
vous regardez
Tamara a marché
nous avons trouvé
on cherche
Elisa rencontre
tu as raconté
Slide 15 - Question de remorquage
Kies de juiste vorm van de passé composé Léa .... du basket. (jouer)
A
a jouer
B
a joué
C
as jouer
D
as joué
Slide 16 - Quiz
Kies de juiste vorm van de passé composé Léo et Julie ... leur frère. (appeler)
A
ai appelé
B
a appelé
C
avons appelé
D
ont appelé
Slide 17 - Quiz
Vul zelf de juiste vorm in van de passé composé. Anna ... la série. (aimer)
Slide 18 - Question ouverte
Vul zelf de juiste vorm in van de passé composé. Vous ... ce film? (regarder)
Slide 19 - Question ouverte
Onregelmatige vormen
De volgende voltooide deelwoorden moet je uit je hoofd leren!
avoir (hebben) --> eu (gehad) Tu aseu (jij hebtgehad)
être (zijn) --> été (geweest) Nous avonsété (wij zijngeweest)
faire (doen/maken) --> fait (gedaan/gemaakt) Elles ontfait (zij hebbengemaakt)
Slide 20 - Diapositive
Kies de juiste vorm met het juiste voltooid deelwoord (onregelmatig). Elles.... très gentils! (être)
A
ont été
B
ont êtré
Slide 21 - Quiz
Vul zelf de juiste vorm in van de passé composé (onregelmatig). Elle ... ses devoirs. (faire)
Slide 22 - Question ouverte
Vul zelf de juiste vorm in van de passé composé (onregelmatig). Elles ... une bonne note. (avoir)
Slide 23 - Question ouverte
Maak een zin met een passé composé.
ma
a
un
film
mère
regardé
Slide 24 - Question de remorquage
Maak een zin met een passé composé.
mon
père
a
une
chanson
chanté
Slide 25 - Question de remorquage
Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.
mon
a
un
gâteau
copain
préparé
Slide 26 - Question de remorquage
Schrijfvaardigheid
A2: Kan kort gebeurtenissen en activiteiten in het verleden beschrijvenmet hierbij persoonlijke ervaringen. Bijvoorbeeld: hoe de afgelopen vakantie is geweest.
Slide 27 - Diapositive
Faire D (grammaire et écrire)
Exercice 16ae, 17bce & 19 (page 32 dans le livre)
En silence, zodat iedereen zich kan concentreren
Prêt? (Klaar?) - Slim Stampen SO Français - ABCD in week 45
Slide 28 - Diapositive
Les devoirs
2HV
Lundi 7 septembre: 2HV1/2
Mardi 8 septembre: 2HV4
Mercredi 9 septembre: 2HV5
Faire D (grammaire et écrire): exercice 16 jusqu'à 19