kader 3 thema 3 Herhalen en voorbereiden op de toets 2

Thema 3 Erfelijkheid en evolutie
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Thema 3 Erfelijkheid en evolutie

Slide 1 - Diapositive

Vragen ?
Zijn er nog vragen?

Kan iedereen zelf kruisingsschema's maken?

Is het thema evolutie duidelijk?

Wie kan ik nog helpen/uitleg geven?

Slide 2 - Diapositive

Wat leren voor de toets?
Leer BS 1 tot en met BS 7 
Leer de begrippen in de tekst
Leer de plaatjes
Leer de samenvatting (en begrippen)
Je kunt zelf kruisingsschema's maken en de kans op een bepaalde eigenschap benoemen aan de hand van die kruisingsschema's.


Slide 3 - Diapositive

Je hebt het genotype en het fenotype.
Wat wordt bedoeld met het genotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Hoe je eruit ziet

Slide 4 - Quiz

Iemand heeft voor een eigenschap genotype Aa. Wat voor genotype is dit?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief

Slide 5 - Quiz

Het fenotype is?
A
Alleen erfelijk
B
Erfelijk en invloeden van de omgeving
C
Alleen de invloeden van de omgeving

Slide 6 - Quiz

Homozygoot is?
A
twee verschillende genen
B
twee dezelfde genen
C
een gen die dominant is en een gen die recessief is

Slide 7 - Quiz

Wat is een dominant gen?
A
een gen dat niet tot uiting komt
B
een gen dat veranderd is
C
een gen dat wel tot uiting komt
D
een gen die niks doet

Slide 8 - Quiz

Wat is homozygoot dominant?
A
Aa
B
aa
C
AA
D
Aa

Slide 9 - Quiz


Wat is een intermediair fenotype?
A
Beide genen voor een erfelijke eigenschap zijn dominant en komen tot uiting.
B
Beide genen voor een erfelijke eigenschap zijn recessief en komen niet tot uiting.

Slide 10 - Quiz

Wat is het intermediaire genotype van de middelste leeuwenbek?
A
KwKw
B
KrKr
C
KwKr
D
Roze

Slide 11 - Quiz

Wat betekenen de symbolen P en F1 in een kruisingsschema?
A
P is de vader en F1 is de moeder
B
P zijn de kinderen en F1 zijn de ouders
C
P zijn de ouders en F1 zijn de kinderen

Slide 12 - Quiz

Kijk goed naar dit kruisingsschema. Wat is het genotype van de oudergeneratie (P)?
A
Aa, Aa
B
AA, Aa
C
AA, aa
D
AA,AA

Slide 13 - Quiz

Wat is evolutie?
A
Het veranderen van een individueel organisme
B
De ontwikkeling die een organisme doormaakt
C
Het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten
D
Het groter worden van een populatie

Slide 14 - Quiz

Hoe krijg je variatie in genotype?
A
Ongeslachtelijke voortplanting
B
Evolutie
C
Geslachtelijke voorplanting
D
Natuurlijke selectie

Slide 15 - Quiz

Natuurlijke selectie is?
A
Dieren kiezen de eigenschappen die ze nodig hebben
B
Dieren met gunstige eigenschappen overleven vaker.
C
God heeft de wereld geschapen
D
Dieren krijgen uit het niets nieuwe eigenschappen

Slide 16 - Quiz

Wanneer behoor je tot één soort?
A
Een groep organismen die zich onderling kan voortplanten.
B
Een groep organismen die te verdelen is in een aantal kleinere groepen.
C
Een groep organismen die voor nakomelingen kan zorgen die zich ook kunnen voortplanten.
D
Een groep organismen die sterk op elkaar lijken.

Slide 17 - Quiz

Biotechnologie wordt toegepast op:
A
voedingsmiddelen
B
geneesmiddelen
C
hormonen
D
enzymen

Slide 18 - Quiz

Wat is genetische modificatie?
A
Zorgen dat een organisme maar één soort nakomelingen krijgt
B
Het plaatsen van genetische informatie van het ene naar het andere organisme
C
Schimmels bestrijden met een nieuw chromosoom
D
Het klonen van een bevruchte eicel.

Slide 19 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een transgeen?
A
Iemand die een appel eet en dus appel-DNA binnenkrijgt
B
Een kip die als embryo een gen tot snelle groei heeft gekregen
C
Een koe die genetisch gemodificeerd gras eet

Slide 20 - Quiz

Aan het werk:
  • Oefenen met kruisingsschema's. 
  • Opdrachten in boek afmaken.
  • Zelf samenvatting schrijven.
  • Flitskaarten online in Malmberg oefenen.
  • Maak de afsluiting in de digitale methode.

Slide 21 - Diapositive