2VM Test jezelf H3.7

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Wispels-Muilenburg
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Wispels-Muilenburg

Slide 1 - Diapositive

Inhoud
  • 10 min. lezen
  • Woord van de week
  • Huiswerk nakijken:  H3.5 Woorden Test jezelf
  • Vragen?: afleidingen
  • Quizje (H3.7)
  • Nieuw huiswerk:  Test jezelf H3.7 Grammatica
  • Klaar?: stil lezen + presentatie
  • Afsluiting: Grammatica

Slide 2 - Diapositive

profijt hebben

Slide 3 - Diapositive

Wat is het meewerkend voorwerp?: De caissière gaf mij het wisselgeld terug.

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp?:
De puppy gaf een pootje aan mij.

Slide 5 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp?:
Ik heb voor anderen altijd een extra potlood bij me.

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp?:
Hij zou bijvoorbeeld zijn ouders een etui kunnen vragen.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp?:
Mijn broer is geslaagd voor zijn examen.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp?:
Het vak moet jongeren de nodige vaardigheden voor de toekomst bijbrengen.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp?:
Het Groningse Maartenscollege biedt meerdere klassen een nieuwe lessenserie aan.

Slide 10 - Question ouverte

Marieke vroeg zich af wie die onbekende vrouw was voor dat hek.
PV = vraagzin maken (ww vooraan)
WG = alle ww + aan het + te + zich + splitsbare ww
O = wie/wat + gez.?
LV = wie/wat + gez. + o. (+ gez.)?
MV = aan/voor wie/ wat is het bestemd?
AV = dit, dat, deze, die, zulke, zo'n, dergelijke
VRV = wie, wat, welke, wat voor (een)

Slide 11 - Diapositive

Dat nieuwsgierige meisje was aan het luisteren voor de quiz welk liedje ze hoorde.
PV = vraagzin maken (ww vooraan)
WG = alle ww + aan het + te + zich + splitsbare ww
O = wie/wat + gez.?
LV = wie/wat + gez. + o. (+ gez.)?
MV = aan/voor wie/ wat is het bestemd?
AV = dit, dat, deze, die, zulke, zo'n, dergelijke
VRV = wie, wat, welke, wat voor (een)

Slide 12 - Diapositive