HA1B ma 06/03 leren voor toets + stellingen + spropdr 31b

Bonjour HA1B!

  • zelfst werken keuzeopdr
  • stellingen
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bonjour HA1B!

  • zelfst werken keuzeopdr
  • stellingen

Slide 1 - Diapositive

Leren: jours de la semaine / phrases-clés /
ontkenning (chapitre 2) regelmatig werkwoord op -er (chapitre 2)/ vocabulaire ABF
Oefeningen regelmatige werkwoorden op -er:


Na het oefenen begin je met het maken van de Diagnostische toets in Grandes Lignes:
Chapitre 3 > aan de rechterkant staat bij "bij dit hoofdstuk" de oefentoets.
De luisteropdracht mag je overslaan.
Als je het niet in de les afkrijgt, maak je dit thuis af als voorbereiding op de toets morgen.



Slide 2 - Diapositive

Leren voor de toets
  • Morgen gaan we de oefentoets maken, dus goed leren!
  • Maandag 13 maart is de repetitie

Leerstof toets:
  • Chapitre 2: grammaire D (regelmatige werkwoord op -er vervoegen)
  • Chapitre 2: grammaire H (ontkenning)
  • Chapitre 3: vocabulaire A B F (Fr-NL & NL-Fr) incl. jours de la semaine (boek blz 132)
  • Chapitre 3: phrases-clés C G
  • Chapitre 3: grammaire D (het werkwoord être)
  • Chapitre 3: grammaire H (bezittelijk voornaamwoord)
  • Chapitre 3: klokkijken
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Stelling 1
In deze zin is het werkwoord 'manger' goed vervoegd:

Vous mangons les croissants.


Slide 4 - Diapositive

Uitleg stelling 1
In deze zin is het werkwoord 'manger' goed vervoegd:
Vous mangons les croissants.

Uitleg: FOUT, want het onderwerp van deze zin is vous en de uitgang daarbij is ez.

Slide 5 - Diapositive

Stelling 2
Het werkwoord "être" betekent "hebben"

Slide 6 - Diapositive

Uitleg stelling 2
Het werkwoord "être" betekent "hebben"


FOUT, "être" betekent "zijn"

Slide 7 - Diapositive

Stelling 3
Het bijvoeglijk naamwoord in de zin hieronder is goed gebruikt:

Het is uw hond =
C'est votre chien.

Slide 8 - Diapositive

Uitleg stelling 3
Het bijvoeglijk naamwoord in de zin hieronder is goed gebruikt:

Het is uw hond =
C'est votre chien.

Klopt, uw enkelvoud = votre

Slide 9 - Diapositive

Stelling 4
De ontkenning van de zin hieronder is goed:
Il ne habite pas en France.


Slide 10 - Diapositive

Uitleg stelling 4
De ontkenning van de zin hieronder is goed:
Il ne habite pas en France.

Uitleg: Klopt niet, want het werkwoord begint met een stomme h dus dan komt er een n' in plaats van ne.

Slide 11 - Diapositive

Parler
  • Vul de tekstwolkjes verder aan (gebruik de phrases-clés)
  • Je doet dit alleen
  •  Na 10 min: contrôler et parler
timer
10:00

Slide 12 - Diapositive

Rol A

  • Quelle est ta matière préférée?


  • Qui est ton prof préférée/ta prof préférée?


  • Qu'est-ce qu'il y a dans ton sac à dos?

Rol B


  • Ma matière préférée, c'est (noem vak) la gym.

  • Mon prof préférée/ta prof préférée, c'est (vul aan) madame Leclerc.


  • Dans mon sac à dos, il y a (noem 2 dingen) mes livres et un stylo.

Slide 13 - Diapositive

Loop rond in de klas en stel je vragen
Ga weer zitten als je op elke vraag een antwoord hebt gekregen & als je zelf ook op elke vraag antwoord hebt gegeven

Slide 14 - Diapositive