Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Opgebouwd uit cellen
Slide 1 - Diapositive
Deze les leer je...
Wat cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels en organismen zijn (organisatieniveaus);
Uit welke delen een dierlijke cel bestaat en wat de kenmerken en functies zijn van deze delen;
Uit welke delen een plantaardige cel bestaat en wat de kenmerken en functies zijn van deze delen.
Slide 2 - Diapositive
Van cel tot organisme
Slide 3 - Diapositive
Organisme
=> een levend wezen.
Wanneer is iets levend?
Een organisme is weer opgebouwd uit orgaanstelsels.
Slide 4 - Diapositive
levenskenmerken
ademhalen
beweging
groei en ontwikkeling
voortplanting
stofwisseling
uitscheiding
reageren op prikkels
Slide 5 - Diapositive
Ezelsbruggetje:
Als Vader Uitgaat Wordt Vader Goed Bezopen
Als= ademhalen
Vader= voortplanten
Uitgaat= uitscheiden
Wordt= waarnemen
Vader= voeden
Goed= groeien
Bezopen= bewegen
Bezopen= bewegenekst
Slide 6 - Diapositive
Orgaanstelsels
=> groep van samenwerkende organen die samen een functie uitvoeren.
Ademhalingsstelsel
Spierstelsel
Bloedvatenstelsel
Slide 7 - Diapositive
Organen
Deel van een organisme dat een bepaalde taak uitvoert.
Voorbeelden van organen?
Een orgaan is weer opgebouwd uit weefsels
Slide 8 - Diapositive
Organen die samenwerken noem je een:
A
Weefsel
B
Organenstelsel
C
Orgaan
D
Organisme
Slide 9 - Quiz
Weefsel
=> Groep cellen met dezelfde vorm en functie.
Soorten weefsels
In veel weefsels zit tussencelstof
Slide 10 - Diapositive
Cellen
Kleinste levende eenheden in het lichaam
Bouwstenen van elk organisme
Alleen zichtbaar onder microscoop
Slide 11 - Diapositive
Organismen
cel
Organenstelsel
orgaan
Slide 12 - Question de remorquage
Slide 13 - Vidéo
Organisatie niveaus van klein naar groot
Cellen
Weefsels
Organen
Orgaanstelsels
Oganisme
Slide 14 - Question de remorquage
Dierlijke cellen
Celmembraan: dun vliesje dat inhoud cel scheidt van omgeving
Cytoplasma: water met opgeloste stoffen, waarin organellen zweven
Celkern: organel, regelcentrum van cel, bevat DNA
Kernmembraan: vliesje dat kernplasma in celkern houdt
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Plantaardige cel
Vacuole: blaasje gevuld met vocht. Zorgt voor stevigheid.
Bladgroenkorrels: voor fotosynthese
Celwand: stevig laagje buiten het celmembraan.
Slide 17 - Diapositive
Wat voor cellen zijn dit, plantaardige cellen of dierlijke? Leg uit
Slide 18 - Diapositive
Plantaardige of Dierlijke cel?
Slide 19 - Diapositive
Welke onderdelen heeft een plantencel wel en een dierlijke cel niet?
A
Celkern, bladgroenkorrels, cytoplasma
B
Bladgroenkorrels, celmembraan, vacuole
C
Bladgroenkorrels, celwand, vacuole
D
Bladgroenkorrels, vacuole, celkern
Slide 20 - Quiz
Welke cellen hebben een celwand?
A
Dierlijke cellen
B
Plantaardige cellen
Slide 21 - Quiz
Wat is de plantencel?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 22 - Quiz
Wat heeft een dierlijke cel?
A
Bladgroenkorrels.
B
Celmembraan.
C
Celwand.
D
Vacuole.
Slide 23 - Quiz
Dit is een dierlijke cel
timer
0:20
A
Ja
B
Nee
Slide 24 - Quiz
Celkern
Vacuole
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Celmembraan
Celwand
Slide 25 - Question de remorquage
https:
Slide 26 - Lien
Slide 27 - Diapositive
opdracht
zoek minimaal 4 verschillende soorten menselijke cellen. Teken deze na volgens de tekenregels bij de microscooples. Zet erbij wat de verschillende onderdelen van de cel zijn.