Present perfect instruction + irregular verbs

Jullie kennen allemaal de
PAST SIMPLE
(verleden tijd)
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Jullie kennen allemaal de
PAST SIMPLE
(verleden tijd)

Slide 1 - Diapositive

de PAST SIMPLE gaat over gebeurtenissen die in het verleden zijn gebeurd en ook in het verleden blijven. Ze zijn afgerond (het is voorbij)
I walked in de park with my dog last weekend.
We bought a ticket for the match last night.
In 2014 I went on a holiday to Spain.
When I was 15 I worked at McDonalds.

Slide 2 - Diapositive

...maar nu...
De PRESENT PERFECT

Slide 3 - Diapositive

Present Perfect
(voltooid deelwoord)
"Ik heb gegeten."
"Hij heeft gestudeerd."
"Wij hebben de bus gemist."
deze vorm heeft wel te maken met de verleden tijd, maar dit gaat verder...

Slide 4 - Diapositive

Present Perfect
I have helped my brother with his homework. 
He has asked me a lot of questions. 
Luckily I have studied the same subjects before.
Wie kan de Present Perfect
(
voltooid deelwoordvinden?

Slide 5 - Diapositive

Present Perfect
I have helped my brother with his homework. 
He has asked me a lot questions. 
Luckily I have studied the same subjects before.

Slide 6 - Diapositive

1. je gebruikt de Present Perfect:
...bij de present perfect gaat het over dingen, die in het verleden zijn begonnen, maar nog niet klaar zijn... ze lopen nog door
(of je kunt het resultaat nu nog zien).

We have finished all our work. Look at it.
She has given me good advice. I can start right away.

Slide 7 - Diapositive

2. je gebruikt de Present Perfect:
als je wilt zeggen dat iets in het verleden is begonnen en NOG STEEDS DOORGAAT. In de zin staat dan vaak: since, for of in.

I’have been here since coffee time.
Dominic has waited for hours.
We haven’t seen you in weeks.
         (Dit is in het verleden begonnen en nu nog steeds bezig)

Slide 8 - Diapositive

(gebruik het voltooid deelwoord)

We ........ ......... his skills more than once.
A
questioned
B
have questioned
C
has questioned
D
have been questioning

Slide 9 - Quiz

(gebruik het voltooid deelwoord)

He ....... ............. to Spain for many years.
A
has travelled
B
have travelled
C
travelled
D
have been travelled

Slide 10 - Quiz

(gebruik het voltooid deelwoord)
My mother ........ ......... in a restaurant since her 14th .
A
have worked
B
have work
C
has worked
D
has working

Slide 11 - Quiz

(gebruik het voltooid deelwoord)
John and Ashley .......... ........... their parents in a long time.
A
have visited
B
has visited
C
haven't visited
D
hasn't visited

Slide 12 - Quiz

bij de onregelmatige werkwoorden gebruik je de derde in de rij!

Slide 13 - Diapositive

bij de onregelmatige werkwoorden gebruik je de derde in de rij!
have
has

Slide 14 - Diapositive

We ....... ......... a new bag for our friends.
A
have buyed
B
has buying
C
has bought
D
have bought

Slide 15 - Quiz

Oliver can't join the match. He ..... ........ his leg.
A
hasn't broken
B
haven't broken
C
has broke
D
has broken

Slide 16 - Quiz

Gregory ...... ....... me five euros that his favourite team would win the game.
A
have bet
B
has bet
C
haven't bet
D
hasn't bet

Slide 17 - Quiz

Jimmy ......... .......... (enjoy) the party
(regelmatig, +ed)

Slide 18 - Question ouverte

My parents ..... ........ (invite) my uncle.
(regelmatig)

Slide 19 - Question ouverte

My class and I ..... ........... (visit) Paris so many times.
(regelmatig)

Slide 20 - Question ouverte

..... you already ......... (choose) what you will
eat for breakfast?
(onregelmatig)

Slide 21 - Question ouverte

I ........... ............ (bring) my suitcase to the plane. Now I only have a handbag during my trip.
(onregelmatig)

Slide 22 - Question ouverte

The police officer ....... ........ the thief.
He is in prison now. (catch)
(onregelmatig)

Slide 23 - Question ouverte

(welke antwoorden kloppen?)
My parents run a company. They have built it up from the ground.
A
Het is in het verleden gebeurd. Wanneer is niet belangrijk .
B
Het is in het verleden begonnen. Het is nog steeds bezig.
C
Het is in het verleden gebeurd en er staat een tijd bij.
D
Het moet nog gebeuren

Slide 24 - Quiz

dat was...
The Present Perfect

Slide 25 - Diapositive