Veelgemaakte fouten

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

veelgemaakte fouten spelling

Programma

- Herhaling

- Uitleg

- Aan de slag in de methode

de wethouder zei dat plan voer ik niet meer uit omdat mijn opvolger dat zou moeten doen

De wethouder zei: "Dat plan voer ik niet meer uit, omdat mijn opvolger dat zou moeten doen."

met pasen ga ik brunchen met mijn familie bij café hooghoudt in groningen

Met Pasen ga ik brunchen met mijn familie bij café Hooghoudt in Groningen. 

Schrijf het meervoud op:
drie

Schrijf de samenstelling op:
groente + taart

Schrijf het verkleinwoord op:
pudding

Me/mij/mijn, je/jou/jouw, u/uw
ons/onze

Wanneer je een bezit aangeeft (en dat bezit direct erachter staat) gebruik je mijn, jouw, uw onze. 

Ik ben mijn laptop vergeten
Je bent jouw laptop vergeten
Dat is onze keuze

Deze laptop is van mij
Deze laptop is van jou
Deze laptop is van ons

Korte vorm 'mij'  en 'jou'
Ik heb mijn portemonnee niet bij me
De bakker geeft je een gratis broodje

Ik heb jou/jouw broertje gisteren gezien.

Lisa komt niet nog een keer bij jou/jouw langs.

Is/eens

Hij's niet zo slim. --> Fout!

Hij is niet zo slim

Ik ben weer 's naar de dokter geweest met een gat in mijn knie.

's is een afkorting van eens. 

Hun hebben morgen een toets --> Fout!

Zij hebben morgen een toets

Zij/hun liepen samen door de winkel.

Ik leer zij/hun de spelling aan van de werkwoordspelling tegenwoordige tijd

De man waarmee/met wie ik sprak, bleek leraar te zijn.

Als of dan

Gebruik 'als' bij vergelijkingen
Mijn scooter is net zo snel als die van jou.

Gebruik 'dan' bij een verschil
Seizoen 2 van die serie vind ik slechter dan seizoen 1
Ik denk dat ik beter in zingen ben dan jij

Hans loopt even hard als mij/ik

Hans loopt even hard als ik loop

Laura heeft een mooiere stem dan ik (heb)

Bij twijfel kun je de zin aanvullen met woorden die in het eerste deel van de zin al werden gebruikt. 

Gebruik 'dan' bij woorden: 'ander, andere, anders'

De dag liep anders dan ik had verwacht

Hij is groter dan/als ik/mij

Laura fietst even hard als/dan ik/mij

Na of naar

Na de les ga ik een broodje kopen

Ik ga naar huis

Je gebruikt 'naar' in alle andere situaties.

Heb je het naar je zin hier?
Naar aanleiding van ons telefoongesprek, stuur ik u deze mail. 

Na/naar werktijd ga ik altijd na/naar de winkel

Zet jij de tafel even na/naar achteren?

Ik irriteer me aan haar --> Fout!

Ik erger me aan haar 
Zij irriteert me

Aan de slag

Taal Integraal --> Veelgemaakte fouten --> Theorie en korte oefening

(Eindopdracht hoef je niet te maken opdr. 42)