Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Vandaag
Herhaling P1 en P2
Uitleg
Controle vragen
Aan de slag
Afsluiting
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen
Je kent het verschil tussen sociale- en regionale ongelijkheid.
Je kent het verschil tussen de formele- en informele sector
Je begrijpt hoe je die begrippen kunt gebruiken bij het bepalen van rijkdom van een gebied
Je kunt egegevens over de beroepsbevolking bepalen of een land arm of rijk is.
Slide 3 - Diapositive
Wanneer je kijkt naar de rijkdom van een land op basis van wat er verdiend wordt, kijk je naar:
A
Welvaart
B
Welzijn
Slide 4 - Quiz
Hans voelt zich goed, hij is gezond, kan naar school en heeft elke dag voldoende te eten: dit gaat over:
A
Welvaart
B
Welzijn
Slide 5 - Quiz
Wat is het BNP/ per hoofd?
Slide 6 - Question ouverte
Je kunt de wereld indelen in drie groepen. Sleep de landen naar de juiste groepen. Bij elke groep komen twee landen te staan.
Koplopers
Volgers
Achterblijvers
Landen:
Brazilië, Rusland, India, China
Veel Afrikaanse landen
Japan, VS, Spanje
Slide 7 - Question de remorquage
We hebben het gehad over beroepssectoren: al het werk dan mensen doen kun je in drie groepen indelen. Welke drie groepen ken je? Geef bij elke groep ook een voorbeeld.
Slide 8 - Question ouverte
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Noem minimaal 2 dingen die je zijn opgevallen.
Slide 12 - Carte mentale
Noem minimaal 2 banen in de informele sector.
Slide 13 - Carte mentale
In Nederland werkt bijna iedereen in de formele sector. Noem twee banen in de formele sector.
Slide 14 - Carte mentale
Noem een kenmerk van werken in de informele sector.
Slide 15 - Carte mentale
Noem een kenmerk van werken in de formele sector.
Slide 16 - Carte mentale
Opdrachten maken
Maak paragraaf H4.3
Sta je hoger dan een 7? Dan mag je opdracht 1 en 2 overslaan.
Slide 17 - Diapositive
Leerdoelen
Je kent het verschil tussen sociale- en regionale ongelijkheid.
Je kent het verschil tussen de formele- en informele sector
Je begrijpt hoe je die begrippen kunt gebruiken bij het bepalen van rijkdom van een gebied
Je kunt egegevens over de beroepsbevolking bepalen of een land arm of rijk is.