Rekenen in de keuken

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rekenen in de keuken
8-3-2024
C1A

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Pak per tweetal 1 telefoon
Jullie gaan is duo's strijden voor de eerste plaats

De winnaar krijgt.........

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2 gratis Pesto broodje

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is precies de bedoeling?
- Meerkeuze vragen 
- De vragen hebben te maken met rekenen in de keuken
- De snelheid van het antwoorden telt alleen als de eindstand gelijk is, neem je tijd met antwoorden.
- Je mag gebruik maken van een kladpapier en pen
- Als ik zie dat je de telefoon voor iets anders gebruikt lever je hem in bij Dhr. Kramer.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen?

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rekenen met gewicht
Kilogram = kg
Gram = gr

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


1 kg = .... gr
A
1.000 gr
B
10.000 gr
C
100 gr
D
100.000 gr

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


600 gr = .... kg
A
6,0 kg
B
6,6 kg
C
0,6 kg
D
0,66 kg

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Receptuur roux:
60 gr bloem + 50 gr boter
Hoeveel weegt 1 recept roux?
A
100 gr
B
110 gr
C
120 gr
D
130 gr

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Joop koopt 500 gr snoep, hij eet 138 gr snoep. Hoeveel gr snoep heeft hij over?
A
365 gr
B
393 gr
C
138 gr
D
362 gr

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een appel weegt 0,2 kg. Je hebt 7 appels nodig voor het recept. Hoeveel kg heb je nodig?
A
0,2 kg
B
7 kg
C
1,4 kg
D
14 kg

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Rekenen met inhoudsmaten
Liter = l
deciliter = dl
milliliter = ml
1 kg = 1 l
1 ml = 1 gr

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1 l = ...... ml
A
100 ml
B
1.000 ml
C
10.000 ml
D
100.000 ml

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1 dl = ..... ml
A
10 ml
B
100 ml
C
1.000 ml
D
10.000 ml

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3 dl = .... l
A
0,03 l
B
0,3 l
C
3 l
D
30 l

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel dl is dit?
A
7,5 dl
B
750 dl
C
75 dl
D
0,75 dl

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je maakt soep met deze ingrediënten:
60 gr bloem, 50 gr boter, 1 l bouillon en 100 ml room. Hoeveel kg weegt alles bij elkaar?
A
1990 gr
B
1910 gr
C
1200 gr
D
1210 gr

Slide 18 - Quiz

1 l = 1000 gr
1 ml = 1 gr
De chef vraagt of je 4,5 l aan water in een pan wilt doen. Hoe vaak moet je een litermaat vullen voor 4,5 l?
A
4
B
5

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Omrekenen van recepturen

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor 1 appeltaart heb je 3 appels nodig. Je maakt 4 appeltaarten. Hoeveel appel moet je kopen?
A
9
B
12
C
15
D
7

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

voor het receptuur heb je 255 g bloem nodig. Je maakt dit recept 5 keer. Hoeveel kg bloem heb je nodig?
A
1275 g
B
1255 g
C
1260 g
D
1280 g

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

9 mensen willen jou zelfgemaakte koekjes kopen! 1 koekjes kost €1,25. hoeveel geld verdien je?
A
€11,00
B
€12,75
C
€11,50
D
€11,25

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In het recept staat dat je 600 gr boter nodig hebt. Je deelt het recept door 3. Hoeveel boter heb je dan nodig
A
300
B
333
C
250
D
200

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1 receptuur voor pastapesto is genoeg voor 4 mensen. Je moet 10 mensen te eten geven en ik wil geen eten overhouden. Hoe vaak maak je MINIMAAL het receptuur voor 10 mensen?
A
2
B
2,5
C
3
D
3,5

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stamppot Broccoli
4 personen
2 personen
500 gr aardappels
250 gr aardappels
250 gr brocolie
125 gr broccolli
100 gr melk
45 gr melk
50 gr boter
25 gr boter
2 gr zout
1 gr zout
1 gr peper
0,5 gr peper

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat klopte er niet?
A
Melk
B
Peper
C
Boter
D
Broccoli

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Helena gaat gehaktballen maken voor haar 2 vrienden. ze koopt de volgende ingrediënten: Gehakt €3,99 - Ui €1,20 - knoflook €0,80 - Peterselie €1,00 - Gehaktkruiden €2,00 - Eieren €1,00.
Ze verdeelt de kosten over hun 3. Hoeveel betaald iedereen?
A
€3,50
B
€3,33
C
€3,55
D
€3,42

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Rekenen met Tijd in de keuken
Minuten = Min

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Als de lasagne 3 kwartier in de oven moet, Hoelaat is deze dan klaar?
A
13:95
B
14:35
C
14:45
D
14:40

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je zet een wekker. De groente moet 24 min koken. De rijst moet 7 min korter koken. hoeveel tijd staat er nog op de klok als je de rijst toevoegt?
A
17 min
B
15 min
C
31 min
D
7 min

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je vraagt aan de chef wanneer de pauze begint, hij zegt over 7 uur 47 min. Hoelaat begint de pauze?
A
17:10
B
17:00
C
16:10
D
16:30

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Laatste 2 vragen

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je gaat bouillon maken. Op de verpakking staat 1L = 24 poeder. Ik heb 6,25 L nodig. Hoeveel gr poeder heb je nodig?
A
144 gr
B
141,25 gr
C
143,75 gr
D
150 gr

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je koopt 4 keer in de maand boodschappen voor €123,60. Deze koste verdeel je over 10 mensen. Hoeveel is iedereen kwijt per maand aan de boodschappen?
A
€50,00
B
€48,60
C
€49,44
D
€49,00

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Einde van de wedstrijd

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie is chef rekenen?

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions