§ 5.2 Waar kun je werken?

Lesprogramma
Uitleg §5.2 (40 min.)
Huiswerk: Opdracht 11 t/m 24


1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lesprogramma
Uitleg §5.2 (40 min.)
Huiswerk: Opdracht 11 t/m 24


Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen §5.1:
  1. Hoe komt een arbeidsovereenkomst tot stand?
  2. Welke dienstverbanden zijn er mogelijk?
  3. Wat regelt de wet om werknemers te beschermen? 

Slide 2 - Diapositive

Welke dienstverband hoor bij een afwashulp in een restaurant
A
Vaste baan
B
Flexibele baan
C
0-uren contract
D
Tijdelijke baan

Slide 3 - Quiz

Een CAO is een
A
Arbeidscontract
B
Een aanvulling op jouw arbeidscontract
C
Geen contract

Slide 4 - Quiz

Waar staat de afkorting CAO voor?

Slide 5 - Question ouverte

In welke wet wordt de veiligheid van de werkplek geregeld?
A
Arbowet
B
Arbeidstijdenwet
C
Wet minimumloon

Slide 6 - Quiz

Wie controleert of werkgevers en werknemers zich aan de wetten houden?

Slide 7 - Question ouverte

Kay heeft zijn loonstrook ontvangen. Het brutoloon = € 1.157. Hij moet € 280 aan loonbelasting betalen en € 80 aan sociale premies. Wat was zijn nettoloon?

Slide 8 - Question ouverte

§5.2 Waar kun je werken?

Slide 9 - Diapositive

Leerdoelen §5.2:
  1. Welke ondernemingsvormen zijn er?
  2. Hoe is een bedrijf georganiseerd?
  3. In welke sectoren kun je werken?

Slide 10 - Diapositive

Leerdoel 1:
Welke ondernemingsvormen zijn er?

Slide 11 - Diapositive

Opdracht
Lees de tekst van blz. 136 en 137
timer
3:00

Slide 12 - Diapositive

Een zelfstandige is iemand….
A
Die met zijn vaste baan geld verdient
B
Die met zijn eigen bedrijf geld verdient

Slide 13 - Quiz

Om een bedrijf te beginnen moet je je
A
Je registeren bij het UWV
B
Moet je je inschrijven KvK
C
Moet je een ondernemingsvorm kiezen
D
Moet je een ondernemingsvorm kiezen en je inschrijven bij de KvK

Slide 14 - Quiz

Als je een onderneming begint, welke vorm is dan het meest voor de hand liggend om te beginnen
A
NV
B
BV
C
VOF
D
Eenmanszaak

Slide 15 - Quiz

Bij welke ondernemingsvormen is er sprake van aandelen?
A
BV en eenmanszaak
B
NV en VOF
C
VOF, BV en NV
D
BV en NV

Slide 16 - Quiz

Bij welke ondernemingsvorm kun je dividend krijgen?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
BV
D
NV

Slide 17 - Quiz

Welke ondernemingsvorm hoort bij tekening 2?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
BV
D
NV

Slide 18 - Quiz

Eenmanszaak en VOF

Voordelen:
  • Kosten
  • Snelheid
  • Leiding
  • Voortbestaan

Nadelen:
  • Voortbestaan
  • Leiding
BV en NV

Oprichting
Aandelen
Inkomsten
Directeur (eigenaar?)
Dividend


Slide 19 - Diapositive

Leerdoel 2
Hoe is een bedrijf georganiseerd?

Slide 20 - Diapositive

Organigram

Slide 21 - Diapositive

Leerdoel 3
In welke sectoren kun je werken?

Slide 22 - Diapositive

4 sectoren

Slide 23 - Diapositive

Tot zover…

Slide 24 - Diapositive

Huiswerk
§5.2
Huiswerk: Opdracht 11 t/m 24


 

Slide 25 - Diapositive

Terugblik op de les?

Slide 26 - Diapositive

Wat hebben we besproken deze les?

Slide 27 - Question ouverte