Voorbereiden testweek 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Het programma

voorbereiden testweek

Werkwoorden (ww)

De woorden van een zin kun je indelen in woordsoorten. Een van de woordsoorten is het werkwoord (ww). Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. In een zin staat ten minste één werkwoord.

Werkwoorden (ww)

Zo herken je een werkwoord
Een werkwoord kun je vervoegen.

Je geeft het dan verschillende werkwoordsvormen:

- winnen: win, wint, winnen, gewonnen.

- maken: maak, maakt, maken, gemaakt

Noteer de werkwoorden

Er zijn ook zinnen met meer werkwoorden:

- De hoogspringer wint de gouden plak.

-  Ik dronk vanmorgen voor het eerst een kop koffie.

- Mischa heeft een vogelhuisje gemaakt.

- Ik moest lachen om de grappen van mijn vriend.

Welk woord is een werkwoord?

1. messen
2. oven
3. mixen
4. pan

Welk woord is een werkwoord?

1. vlees
2. vis
3. keukenmes
4. snijden

Is het woord voetbal altijd een werkwoord?

LEZEN

het onderwerp van een tekst

Als je het onderwerp van een tekst weet, weet je waar de tekst over gaat. 

Het onderwerp is één of een paar woorden.

LEZEN

het onderwerp vinden (1)

Bekijk de afbeeldingen.

De afbeelding heeft iets met de tekst te maken.

LEZEN

het onderwerp vinden (2)

Bekijk de titel.

De titel zijn de woorden die boven de tekst staan.

Door de titel weet je vaak al iets over het onderwerp.

Amsterdamse jeugd ontdekt zeilsport

Hoe verzorg je een konijn?

Broergeheim

LEZEN

het onderwerp vinden (3)

Lees de eerste zinnen.

Daarin staat meestal waar de tekst over gaat.

Onderwerp?

1. Anna haar favoriete sport is voetbal.

2. zwemmen

3. De oudste, Nederlandse man

Wanneer gebruik je hoofdletters en wanneer niet?

Wanneer schrijf je een hoofdletter?

Wanneer schrijf je geen hoofdletter?

Namen van maanden schrijf je altijd met een hoofdletter.

1. waar
2. niet waar

Leestekens

Je gebruikt leestekens om een tekst leesbaar te maken. Door leestekens te plaatsen laat je zien wat je met een zin bedoelt.

Wanneer schrijf je een punt, een vraagteken of een uitroepteken?

Heb je zin om met mij te gaan zwemmen.
Deze zin is...

1. goed
2. fout

johan van delden kocht gisteren een televisie van philips

Schrijf de zin over. Plaats hoofdletters en leestekens.

waarom is vriendschap goed voor je gezondheid

Antwoorden in hele zinnen.

Vraag: Wat is het onderwerp van de tekst?

Antwoord: voetbal.

Antwoorden in hele zinnen

Vraag: Waarom is Tanja af en toe bang voor spoken?

Antwoord: Ze denkt dat ze onder haar bed leven.

persoonsvorm en zinsdelen (blz 30)

Persoonsvorm:
- tijdproef
- vraagproef

De hond is door die gekke mevrouw vergiftigd. 

Femkes hond heet Rocky. Wat is de pv?

1. Femkes
2. hond
3. heet
4. Rocky

Berkan heeft een goudvis zonder naam. Wat is de pv?

1. Berkan
2. heeft
3. goudvis
4. naam

Muhammed wil later bij de politie werken. Wat is de pv?

1. Muhammed
2. wil
3. later
4. werken

Gözde wil graag Koreaans leren.

1. Gözde
2. wil
3. graag
4. leren

Zinsdelen

De persoonsvorm is altijd 1 zinsdeel.

Kijk dan welke woorden je voor de persoonsvorm kunt zetten.

Voorbeeld

Gözde wil graag Koreaans leren.

wil Gözde graag Koreaans leren.
wil graag Koreaans leren Gözde.
Koreaans wil Gözde graag leren.
graag wil Gözde Koreaans leren.

Dieuwertje vindt muziek het leukste vak.

Dat vinden wij bij ons thuis heel bijzonder.

Verdeel de zin in zinsdelen.
Schrijf daaronder de persoonsvorm en het onderwerp op.

Vorige       week       heeft       Marieke       aan       haar      moeder       een      mooi      cadeau         gegeven.

Verdeel de zin in zinsdelen door op de juiste plekken een zinsdeelstreep te slepen.