Ik kan een doel-middelverband, oorzakelijk, redengevend, samenvattend en vergelijkend verband herkennen in een tekst.
Slide 5 - Diapositive
Lezen §3
Ik moet veel trainen om goed in voetbal te worden.
Het regent en daardoor is het nu glad.
Ik ben bijna jarig, daarom geef ik een feestje.
Mijn broer is iets groter dan ik.
Slide 6 - Diapositive
Lezen §3
Ik moet veel trainen (middel) om goed in voetbal te worden (doel).
Het regent (oorzaak) en daardoor is het nu glad (gevolg).
Ik ben bijna jarig (reden), daarom geef ik een feestje.
Mijn broer is iets groter dan ik.
Slide 7 - Diapositive
Tekstverbanden - signaalwoorden
Doel-middelverband
aan de hand van, om...te, zodat
Oorzakelijk verband
daardoor, dankzij, doordat, dat komt door
Redengevend verband
daarom, namelijk, omdat, want
Samenvattend verband
al met al, kortom, met andere woorden
Vergelijkend verband
als, groter dan, in vergelijking met
Slide 8 - Diapositive
Samenvattend verband
A
Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad. Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt.
B
Als het morgen mooi weer is, gaan we naar het strand.
C
De recensent van Kidsweek vindt dit een prachtig boek. Maar in de Jeugdboekengids lees ik een heel negatieve bespreking. De meningen zijn dus nogal verdeeld.
D
Al met al ben ik zwaar teleurgesteld.
Slide 9 - Quiz
Concluderend verband
A
Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad. Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt.
B
Als het morgen mooi weer is, gaan we naar het strand.
C
De recensent van Kidsweek vindt dit een prachtig boek. Maar in de Jeugdboekengids lees ik een heel negatieve bespreking. De meningen zijn dus nogal verdeeld.
D
Al met al ben ik zwaar teleurgesteld.
Slide 10 - Quiz
Doel-middelverband
A
We hebben eerst een taart gebakken en daarna buiten gespeeld.
B
Om er voor te zorgen dat iedereen er bij kan zijn, houden we het feest op zaterdag.
C
Gisteren was ik heel erg moe, daarom heb ik tot 12:00 uur uitgeslapen.
D
Deze kerstvakantie ben ik naar Duitsland geweest. We hebben veel gegeten en gewandeld. Kortom, het was de beste kerstvakantie ooit!
Slide 11 - Quiz
Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen. Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.