4.Logistiek - Uitstroomprofiel 4 (Bestellen)

Bestellen
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
HandelMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bestellen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun je de stappen van de administratieve verwerking van een order beschrijven. 
  • Aan het einde van de les kun je het verschil tussen een pull-systeem en een push-systeem uitleggen. 
  • Aan het einde van de les kun je uitleggen hoe het bestelniveau, de bestelhoeveelheid en het bestelmoment de voorraadbeheer beïnvloeden.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je al over het bestellen van goederen?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

De administratieve verwerking van een order
  • Orderadministratie: Het proces waarbij ordergegevens worden ingevoerd en beheerd. 
  • Kredietwaardigheid: De mate waarin een klant in staat is om financiële verplichtingen na te komen. 
  • Backorder: Een deel van de order dat niet direct uit voorraad leverbaar is en daarom nageleverd wordt.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het verschil tussen pull- en pushsystemen binnen de productie
Pull-systeem: Een productiesysteem waarbij de vraag van de klant de productie stuurt. 
Push-systeem: Een productiesysteem waarbij op basis van verwachte vraag wordt geproduceerd zonder specifieke klantorders.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het bepalen van bestelniveau, bestelhoeveelheid en bestelmoment
  • Bestelniveau: De voorraadgrootte waarbij een nieuwe bestelling moet worden geplaatst. 
  • Bestelhoeveelheid: De hoeveelheid die besteld moet worden om aan de vraag te voldoen. 
  • Bestelmoment: Het tijdstip waarop de bestelling wordt geplaatst.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Definitielijst
  • Orderadministratie: Het proces waarbij ordergegevens worden ingevoerd en beheerd. 
  • Kredietwaardigheid: De mate waarin een klant in staat is om financiële verplichtingen na te komen. 
  • Backorder: Een deel van de order dat niet direct uit voorraad leverbaar is en daarom nageleverd wordt.  

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Definitielijst
  • Pull-systeem: Een productiesysteem waarbij de vraag van de klant de productie stuurt. 
  • Push-systeem: Een productiesysteem waarbij op basis van verwachte vraag wordt geproduceerd zonder specifieke klantorders. 
  • Bestelniveau: De voorraadgrootte waarbij een nieuwe bestelling moet worden geplaatst.    

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Definitielijst
  • Bestelhoeveelheid: De hoeveelheid die besteld moet worden om aan de vraag te voldoen. 
  • Bestelmoment: Het tijdstip waarop de bestelling wordt geplaatst. 
  • Bestelfrequentie: Hoe vaak bestellingen worden geplaatst binnen een bepaalde periode.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld Rekenopgave: Bestelniveau
Situatie:
Een fietsenwinkel houdt bij hoeveel fietsbanden ze op voorraad hebben. De winkel verkoopt gemiddeld 10 fietsbanden per week. Het kost de leverancier 3 weken om een nieuwe bestelling te leveren. De winkel wil er zeker van zijn dat ze nooit zonder voorraad komen te zitten. Daarom hanteren ze een veiligheidsvoorraad van 5 fietsbanden.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen
  1. Wat is het bestelniveau voor de fietsbanden?
  2. Als de winkel op dit moment 15 fietsbanden op voorraad heeft en ze geen bestelling hebben lopen, hoeveel fietsbanden moeten ze bestellen?

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bereken het bestelniveau:

  • Het bestelniveau is het punt waarop een nieuwe bestelling geplaatst moet worden. Dit wordt berekend met de formule:
  • Bestelniveau
(Gem. vraag p/week × Levertijd) + Veiligheidsvoorraad

  • Bestelniveau=(10×3) + 5 = 30 + 5 = 35 fietsbanden


Slide 12 - Diapositive

Gegeven:
Gemiddelde vraag per week = 10 fietsbanden
Levertijd = 3 weken
Veiligheidsvoorraad = 5 fietsbanden
Bestelniveau
Bereken het aantal te bestellen fietsbanden:

De winkel heeft momenteel 15 fietsbanden op voorraad. 
Ze willen geen risico lopen zonder voorraad te komen zitten. Het aantal te bestellen fietsbanden is dan het verschil tussen het bestelniveau en de huidige voorraad.
Aantal te bestellen fietsbanden = 
Bestelniveau−Huidige voorraad=Aantal te bestellen fietsbanden

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bestelfrequentie
Om de bestelfrequentie te berekenen, kunnen we de volgende formule gebruiken:
  

Bestelfrequentie = Bestelhoeveelheid/Gem. vraag p. week



Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bestelfrequentie
In de gegeven situatie hebben we:

  • Gemiddelde vraag per week = 10 fietsbanden
  • Bestelniveau = 35 fietsbanden
  • Huidige voorraad = 15 fietsbanden
  • Te bestellen aantal fietsbanden = 20 fietsbanden
  • 20 : 10 = 2, iedere 2 weken moet er besteld worden.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 17 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 18 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.