Schrijven: Zakelijke brief - afstemming op publiek 8-3-22

Presentaties
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Presentaties

Slide 1 - Diapositive

Agenda aankomende periode Nederlands
Studiedag
Brief, persoonlijk/informeel      - Afstemming op doel
Voorjaarsvakantie
Mail, zakelijk/formeel                 - Afstemming op publiek
Verslag                                           - Samenhang & Leesbaarheid
Betoog                                           - Woordenschat & woordgebruik
Training leiden
Examentraining
Examentraining
Eind blok 7 - Examen Schrijven

15 feb.................... 
22 feb...................
1 maart............... 
8 maart............. 
15 maart.............
22 maart............ 
29 maart.............
5 april...................
12 april.................
19 april.................. 

Slide 2 - Diapositive

Wat hebben we de vorige les gedaan.

Slide 3 - Question ouverte

Wat moet je kunnen?
Teksten
  • Brief - zakelijk/formeel
  • Mail - persoonlijk/informeel
  • Betoog
  • Formulier invullen
  • Verslag
  • Memo
                                            

Eisen
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Samenhang & leesbaarheid
  • Woordenschat en woordgebruik
  • Spelling, interpunctie en grammatica

Slide 4 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van de les weten jullie:

1. De specifieke spreukjes & regels in het zakelijk taalgebruik.  
2. Hoe je van te voren jouw publiek bepaalt en jouw tekst daarop aanpast. 

Slide 5 - Diapositive

Wanneer schrijf je formeel en
welke woorden denk je dan aan?

Slide 6 - Carte mentale

Zakelijke brieven
- Klachtenbrief
- Sollicitatiebrief
- Gelegenheidsbrief
- Betalingsherinnering
- Bevestigingsbrief
- Bedankbrief

Slide 7 - Diapositive

Wanneer?
Als je praat of schrijft met:

- Instanties (gemeente, ministerie)
- Bedrijven
- Mensen die belangrijk zijn (in status)
- Onbekenden
- Zakelijke relaties


Slide 8 - Diapositive

Horen de woorden/ zinnetjes in een persoonlijke of in een zakelijke brief? 
Zet ze in het juiste rijtje. De rijtjes worden even lang.
Zakelijke brief
Persoonlijke brief
Beste
Geachte
Alvast bedankt
Bij voorbaat dank
Jammer genoeg
Tot mijn spijt
Groetjes
Met vriendelijke groet
Gauw
Spoedig

Slide 9 - Question de remorquage

Vorm

Slide 10 - Diapositive

Regels voor briefschrijven
1. Begin nooit met ik

2. Wees consistent 
               Je of u?
               Geachte = Hoogachtend & Beste = Met vriendelijke groet

3. Eindig met een variant van "Ik kijk uit naar uw reactie."

Slide 11 - Diapositive

Waaraan zie je dat een nieuw alinea begint?
A
Het eerste woord wordt met hoofdletters geschreven.
B
Er staat een witregel boven.
C
Het eerste woord is altijd 'u'.
D
Het eerste woord is altijd 'ik'.

Slide 12 - Quiz

Inhoudelijk

Slide 13 - Diapositive

Welke afsluitende groet is correct?
A
hoogachtend,
B
Met vriendelijke groet,
C
Hoogachtend,
D
Met vriendelijke groet

Slide 14 - Quiz

Opdracht
Je voert op je stage een project uit en je hebt daar geld van de gemeente voor nodig. Je schrijft de wethouder van jouw gemeente die hierover gaat een mail. Let op dat je in formele taal schrijft. 

Beschrijf wat je plan is.
Beschrijf voor wie je dit wil en waarom dit belangrijk voor hen is. Geef hiervoor twee argumenten.
Beschrijf waarom je de financiële bijdrage nodig hebt. Geef hiervoor twee argumenten.
Beschrijf hoeveel geld je nodig hebt en waarvoor dat bedrag bedoeld is.

Slide 15 - Diapositive

Welke uitspraak past het beste bij jou?
Ik kan zelf aan de slag met het maken van de e-mail
Ik ga het proberen, maar weet het nog niet goed
Ik weet nog helemaal niet hoe ik moet beginnen

Slide 16 - Sondage