Bespreken oefentoets DA9sa

Vraag 1: Welk geneesmiddel valt onder de groep vitamine K antagonist?
A
acetylsalicylzuur
B
enalapril
C
metformine
D
fenprocoumon
1 / 18
suivant
Slide 1: Quiz
GeneesmiddelenkennisMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Vraag 1: Welk geneesmiddel valt onder de groep vitamine K antagonist?
A
acetylsalicylzuur
B
enalapril
C
metformine
D
fenprocoumon

Slide 1 - Quiz

Vraag 2: Wat is een bijwerking van ijzerpreparaten?
A
Slaperigheid
B
botontkalking
C
zwartkleurende ontlasting
D
gewichtstoename

Slide 2 - Quiz

Vraag 3: Welke van de onderstaande geneesmiddelen is een bètablokker (bètasympathicolytica)
A
Hydrochloorthiazide
B
Atenolol
C
carbasalaatcalcium
D
simvastatine

Slide 3 - Quiz

Vraag 4: Wat zijn de meest voorkomende bijwerkingen van de anticonceptiepil?
A
Misselijkheid & diarree
B
Pijnlijke borsen en gewichstoename
C
bloeddrukstijging & obstipatie
D
Verandering in bloedstolling en diarree.

Slide 4 - Quiz

Vraag 5: welk geneesmiddelgroep vermindert de aanmaak van maagzuur?
A
Secretieremmende middelen
B
antacida
C
anti-emetica
D
mucosaprotectiva

Slide 5 - Quiz

Vraag 6: Onder welk groep vallen ondansetron en granisetron?
A
Laxantia
B
Dermacorticosteroïden
C
Anti-emetica
D
Antihistaminica

Slide 6 - Quiz

Vraag 7: het gebruiken van niet-selectieve bètablokkers is gecontra-indiceerd bij astma en COPD. Waarom?
A
Niet-selectieve bètablokkers zorgen voor bronchoconstrictie waardoor benauwdheid kan optreden.
B
Niet-selectieve bètablokkers hebben als bijwerking hoesten. Patiënten met astma en COPD hebben hier al last van en dit kan dus verergeren.
C
Niet-selectieve bètablokkers hebben een interactie met inhalatiecorticosteroïden. Deze middelen kunnen niet meer worden gebruikt bij astma en COPD.
D
Niet-selectieve bètablokkers lokken een allergische reactie uit bij astma en COPD waardoor de patiënt meer last krijgt van benauwdheid, piepen en hoesten.

Slide 7 - Quiz

Vraag 8: Antimycotica worden gebruikt bij…
A
Bacteriële huidinfecties
B
infecties met virussen
C
bij het bestrijden van worminfecties
D
schimmelinfecties

Slide 8 - Quiz

Vraag 9: Hoe werken histamineafgifteremmende stoffen
A
Ze voorkomen dat histamine vrijkomt uit de mestcel
B
Ze blokkeren de werking van histamine doordat ze op de aangrijpingsplek gaan zitten.
C
Ze zorgen ervoor dat het lichaam gewend raakt aan het allergeen.
D
Ze zijn ontstekingsremmend

Slide 9 - Quiz

Vraag 10: Voor welke indicatie wordt digoxine gebruikt
A
Angina pectoris
B
Hartfalen
C
Hypertensie
D
Hypercholesterolemie

Slide 10 - Quiz

Vraag 11: Tot welke groep behoren etoricoxib en celecoxib?
A
NSAID's
B
Opiaten
C
corticosteroïden
D
DMARD's

Slide 11 - Quiz

Vraag 12: Welk van de onderstaande medicijnen heeft als werking het verminderen van de calciuminstroom in hart en bloedvaten?
A
Propranolol
B
Verapamil
C
perindopril
D
Candesartan

Slide 12 - Quiz

Vraag 13: Orale corticosteroïden zijn sterk werkzame middelen en hebben veel bijwerkingen. Welk van de volgende antwoorden is bijwerking van deze groep?
A
Gewichtsverlies, met name zichtbaar in het gezicht.
B
Groeiversnelling bij kinderen.
C
Haaruitval
D
Botafbraak

Slide 13 - Quiz

Vraag 14: Bij gebruik van claritromycine is kruisresistentie ontstaan. Welk van de onderstaande geneesmiddelen mag dan ook niet gebruikt worden?
A
Amoxicilline
B
Azitromycine
C
Minocylcine
D
Nitrofurantoïne

Slide 14 - Quiz

Vraag 15: voor welke aandoening wordt mupirocine crème voorgeschreven?
A
Eczeem
B
Bacteriële huidinfectie
C
Schimmelinfectie op de huid
D
Psoriasis

Slide 15 - Quiz

Vraag 16: Onder welke groep valt het geneesmiddel furosemide?
A
Kaliumsparende diuretica
B
Angiotensine-II-remmers
C
Calciumantagonisten
D
Lisdiuretica

Slide 16 - Quiz

Vraag 17: Welke bewering over de prikpil is waar?
A
De prikpil bevat alleen maar progestagenen
B
De prikpil is minder betrouwbaar dan andere anticonceptiemiddelen
C
De prikpil breng je op dezelfde manier aan als een spiraaltje
D
De prikpil is altijd direct betrouwbaar als het wordt ingebracht.

Slide 17 - Quiz

Vraag 18: Fluticason wordt onder andere bij astma gebruikt. Hoe werkt dit middel?
A
Het is een luchtwegverwijder die het sympatische zenuwstelsel nabootst
B
Het is een luchtwegverwijder die het parasympatische zenuwstelsel remt.
C
Het is een ontstekingsremmer die valt onder de groep inhalatiecorticosteroïden
D
Het is een onstekingsremmer die zowel de sympathische als parasympatische zenuwstelsel blokkeert.

Slide 18 - Quiz