3.3 Lezen les 3

3.3 Lezen les 3
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3.3 Lezen les 3

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
- Je herhaalt wat een betogende tekst is.
- Je kunt argumenten herkennen.
- Je kunt de leesstrategie kritisch lezen toepassen.
- Je leert het tekstverband oorzaak en gevolg kennen. 

Slide 2 - Diapositive

Start les. 
Stillezen 
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk vandaag
H3.3 Opdracht  1 t/m 5, 6,7,9,10

Huiswerkcontrole
en
samen de opdrachten bespreken

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn tekstverbanden?

Slide 5 - Question ouverte

Waar kun je tekstverbanden aan herkennen?

Slide 6 - Question ouverte

Noem ten minste 4 tekstverbanden (uit je hoofd).

Slide 7 - Question ouverte

Nieuw tekstverband
We lezen samen bladzijde 175

Slide 8 - Diapositive

Signaalwoord van
tegenstellend
verband

Slide 9 - Carte mentale

Signaalwoord van
chronologisch/tijdsvolgorde
verband

Slide 10 - Carte mentale

De opdracht

Je krijgt steeds een of meer zinnen te zien. De zinnen hebben iets met elkaar te maken, er bestaat een verband tussen. ook kan er binnen een zin een verband bestaan tussen twee delen van de zin.

Geef steeds aan welk verband er is tussen de zinnen.

Slide 11 - Diapositive

Als je besluit om dat skateboard te kopen, kun je niet op vakantie.
A
redengevend verband
B
tijdsvolgorde / chronologisch verband
C
opsommend verband
D
oorzaak en gevolg

Slide 12 - Quiz

Je kunt niet op vakantie, want je hebt je geld uitgegeven aan een skateboard.
A
redengevend verband
B
tijdsvolgorde/chronologisch verband
C
opsommend verband
D
oorzaak en gevolg

Slide 13 - Quiz

Als eerste moet je naar werk gaan zoeken. Daarna kun je gaan sparen.
A
redengevend verband
B
tijdsvolgorde/chronologisch verband
C
opsommend verband
D
oorzaak en gevolg

Slide 14 - Quiz

Je moet een vliegticket kopen en je hotel betalen. Bovendien heb je op reis zakgeld nodig.
A
redengevend verband
B
tijdsvolgorde/chronologisch verband
C
opsommend verband
D
oorzaak en gevolg

Slide 15 - Quiz

Huiswerk
H3.3 Opdracht 11 tot en met 16

Neem ook je leesboek volgende les weer mee!

Slide 16 - Diapositive