Opgaven maken

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom 1MHA

Cursus 7:  Werkwoordspelling

Herhaling

Voordat we gaan beginnen:

Log in op LessonUp

Neem je boek voor je 

op blz. 244

Doel van deze les:

Herhaling van de werkwoordspelling

Ken jij de regels nog?

Volg het schema bij elke zin!

Wat is de ik-vorm van 'bereiden'?

Wat is de ik-vorm van ontsnappen?

1. ontsnaap
2. ontsnap
3. ontsnappe
4. ontsniep

Wat is de ik-vorm van schrobben?

1. schroobb
2. schrobb
3. schroob
4. schrob

Wat is de ik-vorm van zaaien?

1. zaai
2. zaaien
3. saai
4. zai

Wat weet je nog over het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

Om te oefenen ...

Kies bij de volgende vragen de juiste spelling van het werkwoord tussen haakjes.

Pas de spellingregels toe die horen bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)

Mijn buurman (reizen) naar verre landen

1. reis
2. reist
3. reisd
4. reizen

Al jaren (spelen) Pim en Pam in die straat

1. spelen
2. speelden
3. speel
4. spielden

(Worden) je een beetje ziek?

1. Wort
2. Wordt
3. Word
4. Worden

Tim (veranderen) ieder jaar weer.

1. veranderd
2. verander
3. veranderden
4. verandert

Het vuurwerk (leiden) weer tot rellen

1. leid
2. leidt

Wat is de juiste spelling?

Mijn vader (downloaden) verschillende programma's op zijn computer.

1. download
2. downloat
3. downloadt

Wat is de juiste spelling?

Emma (verzenden) een e-mail.

1. Verzend
2. Verzendt
3. Verzent

Wat is de juiste spelling?

Dat bos (branden)helemaal af.

1. brand
2. brandt
3. brant

Persoonsvorm verleden tijd (lees goed de regels)

Sterk of zwak?

Denken

1. Sterk werkwoord
2. Zwak werkwoord

Sterk of zwak?

Tennissen

1. Sterk werkwoord
2. Zwak werkwoord

Welk woord is hier de persoonsvorm?

De hond wordt door de buurman uitgelaten.

Sterk of zwak?

BIJTEN

1. sterk
2. zwak

Wat is de verleden tijd van:
bederven

1. bedorf
2. bedierf
3. bederfte
4. bederfde

Wat is de verleden tijd van:
verbieden

1. verbiedde
2. verbood
3. verbad
4. verboodden

Mijn broer (kleden) zich gistermorgen heel langzaam aan.

1. kleed
2. kleedt
3. klede
4. kleedde

Hij (fietsen) naar huis.

1. fietstte
2. fietsde
3. fietste
4. fietsten

Toen de afspraak uitliep, ...... Flip de laatste trein

1. miste
2. mistte
3. misde
4. misdte

Vorige jaar ...... ik naar een nieuwbouwhuis in de Dronten.

1. verhuiste
2. verhuis
3. verhuizde
4. verhuisde

Hij (antwoorden) snel.

1. antwoorde
2. antwoordde
3. antwoordte
4. antwoortte

Welk onderdeel wil je nog extra uitleg over?

pv tt

pv vt zwakke werkwoorden

pv vt sterke werkwoorden

ik begrijp alles