Persoonsvorm in de verleden tijd
Er zijn sterke en zwakke werkwoorden.
Bij een sterk werkwoord verandert de klank als je de pv in de verleden tijd zet. Je schrijft de verleden tijd zoals je hem hoort.
De orkaan komt aan land boven Florida.
De orkaan kwam aan land boven Florida.
Bij een zwak werkwoord verandert de klank niet als je de pv in de verleden tijd zet. Je schrijft -te(n) of -de(n) achter de ik-vorm.
Ik woon in Florida.
Ik woonde in Florida.