H6 Vergelijkingen + woordvolgorde

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Grammatica uitleg Hoofdstuk 6

- de vergelijkingen. 

- de woordvolgorde. 

Deel 1: de vergelijkingen

Trappen van vergelijking

Je hebt 3 onderdelen nodig:

- moins / aussi / plus                 =  minder / even / meer

- bijvoeglijk naamwoord

- que / qu'

Trappen van vergelijking

Je hebt 3 onderdelen nodig:

- moins / aussi / plus                 =  minder / even / meer

- bijvoeglijk naamwoord (in de juiste vorm)

- que / qu'

Exemples:  Il est moins intelligent que son frère.

                        Marie est aussi belle qu'Amélie.

                        Mon cousin est plus petit que ma cousine.

Trappen van vergelijking

Hoe zeg ik dan:

1. Zij is minder jaloers dan haar zus.

De antwoorden

1. Elle est moins jalouse que sa soeur.

Trappen van vergelijking

Hoe zeg ik dan:

2. Engels is even belangrijk als wiskunde.

De antwoorden

2. L'anglais est aussi important que les maths.

Trappen van vergelijking

Hoe zeg ik dan:

3. Mijn broer is jonger dan ik.

De antwoorden

3. Mon frère est plus jeune que moi.

Vertaal: Mijn vriend is minder nerveus dan ik.

1. Mon ami est plus nerveux que moi.
2. Mon ami est moins nerveux qu'moi.
3. Mon ami est moins nerveux que moi.
4. Mon amie est moins nerveux que moi.

Vertaal: De voorstelling is interessanter dan het boek.

1. Le spectacle est plus intéressant que le livre.
2. Le spectacle est moins intéressant que le livre.
3. Le cinéma est plus intéressant que le livre.
4. Le film est plus intéressant que le livre.

Vertaal: De jurken zijn duurder dan de T-shirts.

1. Les robes sont plus cher que les T-shirts.
2. Le robes sont aussi chères que les T-shirts.
3. Les robes sont plus chers que les T-shirts.
4. Les robes sont plus chères que les T-shirts.

Zijn moeder is even groot als zijn tante. =

Deel 2: de woordvolgorde

Bekijk onderstaande zinnen goed op woordvolgorde:

.

ik ga een t-shirt kopen.

ik heb een t-shirt gekocht. 

Nederlands:

ik ga een t-shirt kopen. 

ik heb en t-shirt gekocht.

Ondewerp + persoonsvorm + rest vd zin + rest van de werkwoorden. 

Frans:

je vais acheter un t-shirt.

j'ai acheté un t-shirt.

Onderwerp + werkwoorden + rest

ontkennende zin. 

In een ontkennende zin komt er echter wel iets tussen: 

ne..pas komt dan om het eerste werkwoord heen te staan. 

Nederlands 

ik ga niet naar Frankrijk

Frans

Je ne vais pas en France

Let op twee dingen:

- sommige woorden staan altijd na de persoonsvorm. 

- plaatsbepaling. 

Deel 1: Sommige woorden ALTIJD na de pv. 

.

souvent, toujours, encore, bien, ma, beaucoup, déjà. 

Nederlands 

ik help altijd mijn vrienden

Frans

J'aide toujours mes amis.

2. plaatsbepaling

plaats staat altijd voor of achteraan de zin, je mag zelf kiezen waar. 

Nederlands 

Ik ga morgen een t-shirt kopen

Frans

demain, je vais acheter un t-shirt. 

je vais acheter un t-shirt, demain.