Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Les 2 - Gewicht (route B)
Rekenen met gewichten
Gewicht
Gewicht wegen en vergelijken
Slide 1 - Diapositive
Benodigdheden bij deze les:
- grote bak, gevuld met 4 kg (ongekookte) macaroni
- 3 bakjes (waar 1 kg macaroni in past)
- 1 rol boterhamzakjes
- 3 analoge en 3 digitale keukenweegschalen (eventueel meer, zodat elk 2-tal een weegschaal heeft)
Doelen
Na deze les weet ik:
- welke afkortingen gewichten hebben
- hoe ik met gewichtsmaten kan rekenen
- waarom het handig is om met gewichtsmaten te kunnen rekenen
Slide 2 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Soorten weegschalen: Welke weet je nog van de vorige les?
Slide 3 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
Startopdracht
We verdelen dat klas in drie groepen.
Voorin de klas staat een grote bak met macaroni, 3 lege bakjes en een rol boterhamzakjes.
Elke groepje probeert (zonder weegschaal te gebruiken)
1 kilogram macaroni in de bak te doen en 1 gram in het zakje.
Slide 4 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Even checken
Controleer met de digitale en
de analoge keukenweegschaal
hoeveel macaroni er in je bak
en zakje zit.
Bespreek met elkaar hoeveel
gram macaroni je nodig hebt
om aan een kilogram te komen.
Slide 5 - Diapositive
3 analoge en 3 digitale keukenweegschalen
Reken uit
Deze opdracht doe je in tweetallen.
Gebruik de kilogram macaroni van jouw groepje.
In een recept wat je gaat koken zie je dat je voor 1 persoon
82 gram macaroni nodig hebt.
Jullie zitten vanavond met 5 personen aan tafel.
Pak 5 zakjes en vul elk zakje nauwkeurig met 82 gram.
Zet alle zakjes samen op de weegschaal. Hoeveel gram heb je totaal nodig?
Slide 6 - Diapositive
Nodig: Voor elke tweetal 5 boterhamzakjes
Vervolg
Heb je wel eens van de
pond en de ons gehoord?
Ook dat zijn maten om gewicht te wegen. Ze worden nog vaak gebruikt op de markt of bij bijvoorbeeld de slager.
Doen:
Bekijk het filmpje op de volgende pagina en maak vervolgens klassikaal de quiz waarop je kunt doorklikken.
Slide 7 - Diapositive
Bekijk met de leerlingen eerst het filmpje (liedje) en bespreek daarna kort met ze wat een pond en ons zijn.
Benoem dus ook dat een pond 500 gram is (en 2x in een kilogram past) en een ons 100 gram is (en 10x in een kilogram past). Maak dit ook inzichtelijk door het op het whiteboard te schrijven.
Vervolgens maak je klassikaal de quiz waarop je na het filmpje kan doorklikken.
quiz.ntr.nl
Slide 8 - Lien
Cet élément n'a pas d'instructions
Vandaag gaan we oefenen met het wegen van boodschappen. Hoe heet de weegschaal die je hier ziet afgebeeld?
Slide 9 - Carte mentale
Juiste antwoord: winkelweegschaal
Welke dingen leg je wel op de winkelweegschaal en welke niet?
Wel
Niet
Slide 10 - Question de remorquage
Cet élément n'a pas d'instructions
Aan de slag
Hoeveel gram zit er in een kilogram? Bekijk het schema over gewichtsmaten (op de voorkant van je opdrachtenboekje)!
Maak opdracht 7 t/m 13 (blz. 8 t/m 11)
Klaar? We kijken samen na!
timer
7:00
Slide 11 - Diapositive
Maak voorafgaand aan het maken van de opdrachten op het whiteboard duidelijk dat er 1000 gram in 1 kilogram past.
Wat heb je geleerd?
Slepen maar!
1 ons
1 pond
1 kilogram
1000 gram
500 gram
100 gram
Slide 12 - Question de remorquage
Cet élément n'a pas d'instructions
Volgende lessen
We hebben weer goed geoefend!
Volgende les gaan we:
- Schatten en wegen van grotere gewichten met de personenweegschaal