SOORTEN SAMENSTELLINGEN

SAMENSTELLINGEN
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

SAMENSTELLINGEN

Slide 1 - Diapositive

Algemene regel bij een samenstelling:
A
Het rechter woord bepaalt de tussenletter.
B
Het linker woord bepaalt de tussenletter.

Slide 2 - Quiz

Welke tussenletters komen voor bij een samenstelling.
A
'en', 'n', 'te', 'z' of helemaal niets.
B
'n', 'e', 's', 't', 'ing' of helemaal niets.
C
‘en’, ‘s’, ‘e’ of helemaal niets.
D
Er zijn meerder mogelijkheden: het hangt af van de uitgang van het linker woord.

Slide 3 - Quiz

samenstellingen worden voortdurend gebruikt:
A
Ja, je kan ontelbaar nieuwe woorden maken door samenstellingen te creëren.
B
Ja, alle samenstellingen zijn terug te vinden in het 'Groene boekje' , de Nederlandse woordenlijst.
C
Neen, je kan enkel samenstellingen maken met 2 zelfstandige naamwoorden.

Slide 4 - Quiz

In deze les hebben we het enkel over:
A
Samenstellingen van voorzetsels en werkwoorden.
B
Samenstellingen van voorzetsels en en zelfstandige naamwoorden.
C
Samenstellingen van 2 zelfstandige naamwoorden.
D
Samenstellingen van bijvoeglijk naamwoorden en en zelfstandige naamwoorden.

Slide 5 - Quiz

SAMENSTELLINGEN MET 2 ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Bepaal of de volgende samenstellingen 
aan bod komen in deze les. Bestaat de 
samenstelling uit 2 zelfstandige naamwoorden?

Slide 8 - Diapositive

inschattingsvermogen
A
Neen, het eerste deel komt uit een werkwoord: inschatten.
B
Ja, het zijn 2 zelfstandige naamwoorden.
C
Neen, 'in' is een voorzetsel en geen zelfstandig naamwoord.

Slide 9 - Quiz

goedmaker
A
Neen, goed is een bijvoeglijk naamwoord.
B
Ja, 'een goed' of het 'het goed' bestaan, dus zijn er hier 2 zelfstandige naamwoorden.
C
Neen, goed is geen zelfstandig naamwoord en maker komt van het werkwoord 'maken'.

Slide 10 - Quiz

onderbuurman
A
Ja, het is een combinatie van onderbuur (=zelfstandig naamwoord) en man (=zelfstandig naamwoord).
B
Neen, onder is een voorzetsel en geen zelfstandig naamwoord.
C
Neen, onder is een bijvoeglijk naamwoord en geen zelfstandig naamwoord.

Slide 11 - Quiz

bakkebaard
A
Bak komt van 'back', wat verwijst naar 'achter'. Het is dus een voorzetsel.
B
Het is de samenstelling van bakkes en baard. Woorden met meervoud op enkel 'es' krijgen een 'e' als tussenletter.
C
Het is een versteende uitdrukking: de spellingsregels zijn hier niet van toepassing.

Slide 12 - Quiz

onderdelenlijst
A
Neen, 'onder' is een voorzetsel.
B
Ja, onderdeel en lijst zijn beiden zelfstandige naamwoorden.

Slide 13 - Quiz

groothandelsprijzen
A
Neen, groot is een bijvoeglijk naamwoord.
B
Ja, groothandel en prijzen zijn beiden zelfstandige naamwoorden.

Slide 14 - Quiz

Afrikamuseum
A
Neen, Afrika is een plaatsnaam en geen zelfstandig naamwoord.
B
Ja, Afrika is een zelfstandig naamwoord, net zoals museum.

Slide 15 - Quiz

vragenuurtje
A
Neen, 'vragen' is een werkwoord.
B
Neen, 'uurtje' is het verkleinwoord van een tijdsaanduiding.
C
Ja, het gaat over 2 zelfstandige naamwoorden.

Slide 16 - Quiz