Herhalingsles Hoofdstuk 8 Observeren

Herhalingsles Observeren
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhalingsles Observeren

Slide 1 - Diapositive

Observeren

Slide 2 - Carte mentale

Lesdoelen
Aan het einde van de les legt de student het verschil tussen objectief en subjectief uit.

Aan het einde van de les kan de student uitleggen wat er in een juiste vraagstelling staat.

Aan het einde van de les kan de student beargumenteren waarom zij voor een kwantitatieve observatie of kwalitatieve observatie kiest.


Slide 3 - Diapositive

Verschil tussen subjectief en objectief


Je mag tijdens een observatie nooit het woord ‘want’ gebruiken. Als je dit woord gebruikt ga je ervan uit dat iets met een bepaalde reden is gebeurd!

Slide 4 - Diapositive

Renée gaapt en zit onderuitgezakt op de bank.
Subjectief
Objectief

Slide 5 - Sondage

Elin komt verlegen de klas binnen.
Subjectief
Objectief

Slide 6 - Sondage

Robin loopt naar de witte kast, trekt een lade open en pakt met zijn rechterhand een
pen uit de lade.
Subjectief
Objectief

Slide 7 - Sondage

Het is erg druk in de groep. Alle kinderen lopen door elkaar en maken veel troep.
Subjectief
Objectief

Slide 8 - Sondage

Merel verveelt zich en plaagt daarom de andere kinderen.
Subjectief
Objectief

Slide 9 - Sondage

Verschillende vormen rapporteren
  • Observatieverslag: hierin verwerk je gegevens van de observatie.
  • Dagboek: dit wordt bijgehouden voor ieder kind (voor ouders bedoeld).
  • Overdrachtsdocument: aan het einde van de dag of dagdeel werk overdragen aan een collega.
  • Voortgangsverslag: dit schrijf je als er een handelingsplan is gemaakt en je tussentijds de voortgang bij moet houden. 


Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Dagboek

Slide 12 - Diapositive

Stappen
Stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren
Stap 2: Schrijf de achtergrondgegevens op
Stap 3: Schrijf de vraagstelling op
Stap 4: Kies de observatiemethode en de hulpmiddelen
Stap 5: Voer de observatie uit
Stap 6: Orden de gegevens
Stap 7: Geef antwoord op de vraagstelling
Stap 8: Rapporteer

Slide 13 - Diapositive

(Stap 3) Schrijf de vraagstelling op
Wat staat er in de vraagstelling:
1. Wie ga je observeren?
2. Welk aspect van het gedrag ga je observeren?
3. In welke situatie ga je observeren?

NOOIT Waarom gebruiken
geen oordeel / niet vragen naar een reden;
niet vragen naar het antwoord op de vraag;
je gaat eerst objectief observeren en veel later pas conclusies trekken;
Nooit in je vraagstelling vragen naar negatieve aspecten zoals agressief gedrag.

Slide 14 - Diapositive

Hoe is de werkhouding van F. tijdens het maken van zijn taakje?
Juist
Onjuist

Slide 15 - Sondage

Waarom is F. langer bezig met zijn taakje dan de andere kinderen uit zijn klas?
Juist
Onjuist

Slide 16 - Sondage

Waar is de aandacht van F. op gericht tijdens het zelfstandig verwerken van de gegeven opdracht?
Juist
Onjuist

Slide 17 - Sondage

Wat is de reden dat F. zo is afgeleid tijden het werken?
Juist
Onjuist

Slide 18 - Sondage

Werkt F. taakgericht en waar is zijn aandacht op gericht als hij niet aan het werk is?

juist
Onjuist

Slide 19 - Sondage

Oefenen met vraagstellingen
Over twee weken heb je een gesprek met de moeder van Nick. Moeder heeft haar zorgen
geuit over Nicks gedrag. Ze vindt hem de laatste tijd zo somber en agressief en wil weten
of hij zich op de bso ook zo gedraagt. Volgens moeder is er in de thuissituatie niets
veranderd en zijn er geen opvallende dingen gebeurd de laatste tijd. Ze heeft ook een
gesprek aangevraagd op school om te bekijken of zijn gedrag daar misschien vandaan
komt. 

- Wat voor vraagstelling formuleer je bij deze casus?  Schrijf deze voor jezelf op.
*Eerder klaar? Welke vorm van observeren zou je kiezen? Kwantitatief of kwalitatief?

Slide 20 - Diapositive

Kwantitatief of kwalitatief observeren

Slide 21 - Diapositive

Casus
Lotte is 1 jaar. Ze gaat drie dagen in de week naar de kinderopvang. Sinds Lotte naar de
kinderopvang gaat, is ze een vrolijk meisje. Ze kan zich goed vermaken met speeltjes en
met kijken. Ook lacht ze veel. De laatste twee weken is ze echter erg onrustig en huilt ze
veel. Haar ouders zijn al met Lotte naar de huisarts geweest, maar die kon niets
lichamelijks vinden. 

  • Bedenk voor jezelf; ga je kwantitatief observeren of kwalitatief observeren?
  • Waarom?

Slide 22 - Diapositive

Participerend observeren:
Voordeel: Je kan zo achter de manier van werken van een kind komen.
Nadeel: Het is moeilijk om objectief te blijven, omdat je het kind misschien onbewust wilt helpen en sturen.
Nadeel: Het is soms moeilijk om tegelijk te begeleiden en op te schrijven.

Slide 23 - Diapositive

Wat is het verschil tussen subjectief en objectief?

Slide 24 - Question ouverte

Wat moet er in je vraagstelling staan?

Slide 25 - Question ouverte

Lesdoel 3:
Aan het einde van de les kan de student beargumenteren waarom zij voor een kwantitatieve observatie of kwalitatieve observatie kiest.

Rob, een jongen van 6, gaat drie dagen per week na schooltijd naar de bso. Het valt de
activiteitenbegeleidster op dat Rob niet lang met hetzelfde speelgoed kan spelen. Ook bij
andere activiteiten is zijn aandacht snel weg. Rob heeft een normale intelligentie. Hij heeft
niet zo veel andere kinderen bij wie hij aansluiting vindt. De activiteitenbegeleidster wil
graag van jou weten of Rob inderdaad een korte spanningsboog heeft of dat ze zich dat
inbeeldt.

  • Bedenk voor jezelf; ga je kwantitatief observeren of kwalitatief observeren? (tip: bedenk hierbij wat voor soort vraagstelling je zou formuleren bij deze casus).
  • Waarom?

Slide 26 - Diapositive

Werken aan BGO
Zelfstandig werken:
  • Stap 1 t/m 4 maken + inleveren op Itslearning (uiterlijk aanstaande donderdag inleveren)
  • TIP: In de les kan je om feedback vragen, thuis niet. Maak hier gebruik van!
  • participeren, kwalitatief/kwantitatief, manieren van rapporteren.


Slide 27 - Diapositive