Opvoeding P4W4

Opvoeding 4.4.
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Opvoeding 4.4.

Slide 1 - Diapositive

Hoe zit je erbij vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Slide 3 - Diapositive

Vang de bal
  • Wat is het verschil tussen kwalitatief en kwantitatief observeren?
  • Noem twee observatiemethoden.

Slide 4 - Diapositive

Lesdoelen 4.4.
De student: 
  • Weet op welke manier hij over een observatie kan rapporteren 
  • Kan mondeling rapporteren 
  • Kan een schriftelijke rapportage maken 
  • Kan bij het rapporteren de begrippen objectief en subjectief herkennen

Slide 5 - Diapositive

Methodisch observeren
Observeren middels een stappenplan:
stap 1: Schrijf op waarom je gaat observeren
stap 2: Schrijf op wat de achtergrond gegevens zijn
stap 3: Schrijf de vraagstelling op
stap 4: kies de observatiemethode
stap 5: voer de observatie uit'
stap 6: rapporteren
stap 7: antwoord geven op de vraagstelling

Slide 6 - Diapositive

Stap 6: Rapporteren
Observatieverslag & Overdrachtsrapport

Slide 7 - Diapositive

Objectief en subjectief
  • Iets is objectief als het onafhankelijk is van de mening van mensen, als er geen interpretatie bij nodig is.​

  • Subjectief is wanneer je iets rapporteert dat beïnvloed wordt door persoonlijke meningen, belangen of ideeën


Slide 8 - Diapositive

Oefening Objectief rapporteren
  1. Lees de rapportage​
  2. Lees de rapportage opnieuw en onderstreep de woorden of zinsdelen die de rapportage subjectief maken
  3. Welke woorden/zinnen zijn subjectief?  schrijf op!


Ter oefening van examen D!




Slide 9 - Diapositive

Rapportage student 1

Slide 10 - Diapositive

Rapportage student 2

Slide 11 - Diapositive

Welke rapportage is objectiever?
Rapportage 1
Rapportage 2

Slide 12 - Sondage

Oefening objectief & subjectief
  1. Ga in 2 lange rijen tegenover elkaar zitten​
  2. Zeg tegen de partner tegen over je iets objectiefs over zijn verschijning​
  3. Zeg tegen de volgende partner tegen over je, iets subjectiefs over zijn/haar verschijning (zo ontstaat er een ‘zigzag’ effect in de rij) ​
  4. Doe dit zelfde nu met alleen objectieve woorden​
  5. En hetzelfde met alleen subjectieve woorden







Slide 13 - Diapositive

Rapporteren
Onderscheid maken tussen hoofd en bijzaak.

Slide 14 - Diapositive

Bij de hoofdzaak gaat het om de kern van een onderwerp, gebeurtenis, verhaal of gesprek. Het is de grove lijn.​
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Bij de hoofdzaak gaat het om de kern van een onderwerp, gebeurtenis, verhaal of gesprek. Het is de grove lijn.​



Een bijzaak is alles dat bij de hoofdzaak hoort. Het gaat hier meer om de details.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Oefening hoofd of bijzaak
Schrijf de nummers op van de zinnen die als hoofdzaak worden gerapporteerd.

Slide 18 - Diapositive

Eindopdracht 3
In tweetallen:
  • Bedenk een situatie die je hebt meegemaakt op stage.
  • 1 iemand rapporteert de situatie objectief met hoofdzaken
  • 1 iemand rapporteert de situatie subjectief met bijzaken
  • Vervolgens doe je een interpretatie over beide rapportages

Slide 19 - Diapositive

Hoe vond je deze les? (denk aan tempo, variatie, duidelijkheid, opdracht, uitleg enz.)

Slide 20 - Question ouverte