Zinsdelen 2

Nederlands
Doelen van deze les:
  • Je kent het verschil tussen werkwoorden met 1, 2 of 3 rollen.
  • Je kan in een zin het O aanwijzen.
Activiteiten:
  • Uitleg: werkwoord als regisseur
  • Oefening
  • Zelfstandig werk: H2 grammatica zinsdelen opdracht 1, 3, 4, 5. Niet af? Huiswerk voor de volgende les.

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Doelen van deze les:
  • Je kent het verschil tussen werkwoorden met 1, 2 of 3 rollen.
  • Je kan in een zin het O aanwijzen.
Activiteiten:
  • Uitleg: werkwoord als regisseur
  • Oefening
  • Zelfstandig werk: H2 grammatica zinsdelen opdracht 1, 3, 4, 5. Niet af? Huiswerk voor de volgende les.

Slide 1 - Diapositive

Werkwoorden
  • Handeling, iets wat je kunt doen.
  • Elk werkwoord: één of meer mensen/dingen.
  • Werkwoord is regisseur: deelt rollen uit.

Bekijk de volgende plaatjes. Beschrijf zo kort mogelijk wat er gebeurt. Wat is het werkwoord? En hoeveel rollen zijn er nodig om de handeling uit te voeren?


Slide 2 - Diapositive

Werkwoorden
Welk werkwoord hoort hierbij?


Hoeveel rollen zijn er nodig om dat te doen?

Slide 3 - Diapositive

Werkwoorden
Welk werkwoord hoort hierbij?
- Rennen

Hoeveel rollen zijn er nodig om dat te doen?
- 1: iemand rent

Slide 4 - Diapositive

Werkwoorden
Welk werkwoord hoort hierbij?


Hoeveel rollen zijn er nodig om dat te doen?

Slide 5 - Diapositive

Werkwoorden
Welk werkwoord hoort hierbij?
- Lezen

Hoeveel rollen zijn er nodig om dat te doen?
- 2: iemand leest iets

Slide 6 - Diapositive

Werkwoorden
Welk werkwoord hoort hierbij?


Hoeveel rollen zijn er nodig om dat te doen?

Slide 7 - Diapositive

Werkwoorden
Welk werkwoord hoort hierbij?
- Geven

Hoeveel rollen zijn er nodig om dat te doen?
- 3: iemand geeft iets aan iemand

Slide 8 - Diapositive

Werkwoorden
  • Handeling, iets wat je kunt doen.
  • Elk werkwoord: één of meer mensen/dingen.
  • Werkwoord is regisseur: deelt rollen uit.

Bedenk nu zelf drie werkwoorden: met één, twee en drie rollen.


Slide 9 - Diapositive

Werkwoorden
  • Rollen hebben namen:
          - Onderwerp
          - Lijdend voorwerp
          - Meewerkend voorwerp
  • Onderwerp is altijd de eerste rol

Slide 10 - Diapositive

Onderwerp (O)
  • Eerste rol van de PV
  • Voert de handeling van de PV uit

1. Anne rent over het strand.
    - Rennen heeft één rol: iemand rent. In de zin is dat Anne. Anne is het O.
2. Maarten geeft een cadeau aan Nourdin.
    - Geven heeft drie rollen: iemand geeft iets aan iemand. Degene die de handeling uitvoert, het geven, is Maarten. Maarten is het O.

Slide 11 - Diapositive

Onderwerp (O)
Noteer per zin:
  1. De PV (doe de tijdsproef)
  2. Hoeveel rollen de PV uitdeelt
  3. Het O, door te bepalen wie/wat de handeling van de PV uitvoert

  1. De politie gaat hier vaker snelheidscontroles houden.
  2. Mijn buurvrouw verzorgt haar plantjes goed.
  3. Zulke enge films vertoont de publieke omroep nooit 's middags.

Slide 12 - Diapositive

Onderwerp (O)
De politie gaat hier vaker snelheidscontroles houden.
PV = gaat. Gaan heeft 1 rol. Degene die gaat is de politie: O = de politie

Mijn buurvrouw verzorgt haar plantjes goed.
PV = verzorgt. Verzorgen heeft 2 rollen. Degene die verzorgt is mijn buurvrouw: O = mijn buurvrouw

Zulke enge films vertoont de publieke omroep nooit 's middags.
PV = vertoont. Vertonen heeft 2 rollen. Degene die vertoont is de publieke omroep: O = de publieke omroep

Slide 13 - Diapositive

Wat is het O van onderstaande zin?

De peuters van groep 1 tekenen een kabouter.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het O van onderstaande zin?

Rijst eten veel mensen in Azië.

Slide 15 - Question ouverte