Herhaling Spelling-Formuleren H1-3

Ik ben klaar voor de repetitie van Lezen
H5 + H6
😒🙁😐🙂😃
1 / 24
suivant
Slide 1: Sondage
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Ik ben klaar voor de repetitie van Lezen
H5 + H6
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Sondage

Heb je nog iets van mij nodig? Uitleg/oefening, etc.

Slide 2 - Carte mentale

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1E

Vandaag...
- Afsluiting thema Lezen
- Herhaling Spelling H1 t/m 3




 Huiswerk
Dinsdag 30 maart
- Maken: deze LessonUp van Spelling hoofdstuk 1 t/m 3








Leerdoelen:
- Ik beheers de onderdelen van Spelling hoofdstuk 1 t/m 3

Slide 3 - Diapositive

Herhaling Spelling H 1 t/m 3
Lees voor jezelf eerst de theorie van Spelling hoofdstuk 1 t/m 3 nog eens door. 

Theorie Spelling H1: blz. 34 en 36
Theorie Spelling H2: blz. 64 en 66
Theorie Spelling H3: blz. 94 en 96

Slide 4 - Diapositive

Welke uitspraak is waar?
A
Als een zin meer dan een mededeling bevat, zet je achter de zin een uitroepteken
B
Je kunt twee mededelingen samenvoegen met een verbindingswoord.
C
Je zet altijd een komma voor ‘en’ en ‘of’.
D
Verbindingswoorden staan nooit aan het begin van de zin.

Slide 5 - Quiz

In welke zin zijn leestekens juist gebruikt?
A
Ik hou heel erg van patat maar, mijn kleine zusje houdt meer van pizza.
B
Mijn moeder weet niet of we op thuis zijn, voor het eten?
C
Nadat we uit het zwembad teruggekeerd waren, kregen we allen een ijsje.
D
Zou je je zo langzamerhand niet eens gaan aankleden.

Slide 6 - Quiz

Neem de zinnen over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
je moet tijdens de les engels beter opletten willianne de groot
woont de heer a van den berg in de lente liever nederland of in zweden

Slide 7 - Question ouverte

Noteer het verkleinwoord van de volgende woorden.
café
ketting
radio
worm

Slide 8 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
[…] (Redden) je broer zich een beetje nu hij op kamers […] (wonen)?
Ik [...] (worden) altijd zenuwachtig van haar gegiechel.

Slide 9 - Question ouverte

Vul de zin met het juiste woord aan.
Het-woorden zijn …

A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 10 - Quiz

Vul het juiste verwijswoord in. Kies uit: deze, die, dit of dat.
De trui […] hij vanmorgen aangetrokken had, was vuil.
Mijn vriendinnen keken vol bewondering naar het sieraad, […] ik om mijn nek had.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het meervoud van ‘epidemie?
A
epidemies
B
epidemiën
C
epidemieën

Slide 12 - Quiz

Wat is het meervoud van museum?
A
musea
B
musea's
C
museums
D
Er zijn meerdere mogelijkheden

Slide 13 - Quiz

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Ze […] (beven) van angst, omdat de wind nog aan de zeilen […] (rukken).
Steeds als de bliksem […] (flitsen), […] (verstoppen) de matrozen zich in hun bed.

Slide 14 - Question ouverte

Welke uitspraak is waar?

1. Het woord ‘vervolgens’ geeft een opsomming aan.
2. Het woord ‘dus’ kan een reden en een conclusie aangeven.
A
De eerste bewering is juist; de tweede niet juist.
B
De eerste bewering is niet juist; de tweede juist.
C
Beide beweringen zijn niet juist
D
Beide beweringen zijn juist.

Slide 15 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin?
bovendien, immers, maar, ook, tenzij, uiteindelijk, vroeger
Ik kan de deur niet opendoen! Ik heb […] geen sleutel.
Je mag vanavond een film kijken, […] je nog huiswerk hebt.

Slide 16 - Question ouverte

Vul het juiste ontbrekende signaalwoord in.

verband signaalwoorden
opsomming […], ten tweede, ten slotte
tijd (chronologie) […], nu, later

Slide 17 - Question ouverte

Noteer het meervoud van de volgende woorden.
cirkelzaag
winkeldief
zeerob

Slide 18 - Question ouverte

Welke meervoudsvorm is onjuist gespeld? Noteer van dit woord de juiste spelling.
dreumesen – halzen – monnikken – parafen – poriën – stoomwalsen – zilversmeden

Slide 19 - Question ouverte

Kies de juiste spelling.
[restaurant|restourant]
[automatisch|outomatisch]

Slide 20 - Question ouverte

Leg uit of ‘kijken’ en ‘liegen’
zwakke of sterke werkwoorden zijn.

Slide 21 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Terwijl Arthur […] (slapen), […] (gaan) de kaars naast zijn bed langzaam uit.
Naast hem […] (liggen) Ygraine, die even later van een zoon […] (bevallen).

Slide 22 - Question ouverte

Welk onderdeel vond je lastig? En welk onderdeel ging goed?

Slide 23 - Question ouverte

Tip
- Bekijk de LessonUps van Spelling hoofdstuk 1 t/m 3 nog eens
- Lees de theorie van Spelling hoofdstuk 1 t/m 3 nog eens terug in je boek
- Bekijk de uitlegfilmpjes van Spelling hoofdstuk 1 t/m 3 in de online methode
- Oefen nog eens met 'trainen' en 'extra opdrachten' in de online methode

Slide 24 - Diapositive