BLOK 3 Over taal (Anette)

Over taal blz 112
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Over taal blz 112

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

3.10 Schooltaalwoorden
Woorden die je veel gebruikt op school. 
Deze woorden komen vaak voor in lesboeken en in toetsen. 
Voorbeelden: lees, selecteer, noteer, citeer

Slide 3 - Diapositive

(huiswerk)opdracht
Maak opdracht 24 en 25
Blz. 112-113 in je schrift

Slide 4 - Diapositive

nakijken opdracht 24 
  1. aandachtig – met veel aandacht
  2. eventueel – als het nodig is
  3. aangezien – omdat
  4. gebruikelijk – gewoon
  5. inmiddels – ondertussen
  6. geschikt – bruikbaar
  7. ronduit – zonder eromheen te draaien
  8. nuttig – bruikbaar
  9. uiteindelijk – op het laatst
  10. kortom – kort gezegd


Slide 5 - Diapositive

nakijken opdracht 25 
  1. niets liever dan
  2. Ondanks
  3. ontstaan
  4. de smaak te pakken
  5. regelmatig
  6. de jaren zestig
  7. leidde tot
  8. actief
  9. producten
  10. afgerond

Slide 6 - Diapositive

3.11 stappenplan moeilijke woorden...

Slide 7 - Diapositive

3.11 stappenplan moeilijke woorden...

Slide 8 - Diapositive

huiswerk
Maak opdracht 26 en 27 in je schrift. 
opdr 26:Schrijf eerst het vetgedrukte 
woord over en daarachter de betekenis. 
Bij het tweede deel zet je steeds twee woorden naast elkaar 
die het tegenovergestelde betekenen 

opdr 27:  Zet het dikgedrukte woord 
naast het tegenovergestelde

Slide 9 - Diapositive

nakijken opdracht 26
  •  a. absent – afwezig
  •  b optimist – iemand die alles van de zonnige kant bekijkt
  •  c bevestigt – zegt dat het zo is
  •  d belabberd – heel slecht
  •  e present – aanwezig
  •  f behendig – handig en vlug
  •  g ontkent – zegt dat het niet zo is
  •  h onhandig – niet zo makkelijk met bewegen
  •  i uitstekend – heel goed
  •  j pessimist – iemand die alles zwaar inziet

Slide 10 - Diapositive

nakijken opdracht 27
  1.  vloed
  2.  lichte
  3.  langzaam
  4.  rustig
  5.  minder
  6.  veel
  7.  scherpe
  8.  flauw
  9.  succes
  10.  zonneschijn

Slide 11 - Diapositive

Als je een woord niet begrijpt...
stap 1:     lees een stukje terug of lees een stukje verder. 
 Vaak zie je:





Slide 12 - Diapositive

vaak zie je.....

een woord dat ongeveer hetzelfde betekent.
De juf zei: ik moet de toetsen nog corrigeren, ik hoop dat ik ze morgen heb nagekeken.

Slide 13 - Diapositive

vaak zie je ....

een woord dat het tegenovergestelde betekent.
Vroeger was mijn opa altijd sterk en fit, nu is zijn gezondheid broos.

Slide 14 - Diapositive

vaak zie je ....

een uitleg of een omschrijving van het woord.
Ik ga heel graag naar een musical. Dat is een voorstelling waarin zowel geacteerd als gezongen wordt.

Slide 15 - Diapositive

we gaan nu oefenen met.....
- woord met ongeveer dezelfde betekenis
- tegenstelling
- uitleg / omschrijving van het woord

Slide 16 - Diapositive

In de winter SCHEMERT het al vroeg. het wordt dan al vroeg een beetje donker.
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 17 - Quiz

Linda is een echte AVONTURIER , ze wil altijd veel van de wereld zien.
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 18 - Quiz

De afgelopen maand viel er veel NEERSLAG het regende bijna dagelijks.
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 19 - Quiz

Als je naar het schilderij van Rembrandt kijkt, wat denk je dan: 'is het OUDERWETS of modern?
A
ongeveer dezelfde betekenis
B
tegenstelling
C
uitleg / omschrijving

Slide 20 - Quiz

grondwoorden

Slide 21 - Diapositive

het grondwoord van computertje is:

Slide 22 - Carte mentale

het grondwoord van gewinkeld is

Slide 23 - Carte mentale

het grondwoord van veranderden is

Slide 24 - Carte mentale

het grondwoord van viooltje is

Slide 25 - Carte mentale

trappen van vergelijking

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

hoog - hoger -?

Slide 28 - Question ouverte

breed - breder - ?

Slide 29 - Question ouverte

? - liever - liefst

Slide 30 - Question ouverte

weinig - minder - ?

Slide 31 - Question ouverte

? - beter - best

Slide 32 - Question ouverte

? - meer - meest

Slide 33 - Question ouverte

Huiswerk opdr 28 en 29 
- opdracht 28 (opzoeken in woordenboek) blz 116
 
- opdracht 29 (trappen van vergelijking) blz 116

Maken in je schrift 


Slide 34 - Diapositive