Toets B thema 3 Genetica

Genetica
Oefenvragen thema 3

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Genetica
Oefenvragen thema 3

Slide 1 - Diapositive


Wat is een mutatie?
Aandoening door mutatie

Slide 2 - Question ouverte

Deze aandoening heeft gevolgen voor het fenotype.

Wat betekent 'fenotype'?

Slide 3 - Question ouverte



Het allel a is X-chromosomaal en recessief. Wanneer het dominante allel A ontbreekt, is er sprake van een letale factor. Een mannetjesmuis wordt gekruist met een voor dit gen heterozygote vrouwtjesmuis.
Welke geslachtsverhouding man : vrouw kun je verwachten bij het grote aantal jongen dat ze krijgen?
Een letale factor
A
1 : 1
B
1 : 2
C
2 : 0
D
3 : 1

Slide 4 - Quiz

Borstkankergen
Er is een gen dat de kans op borstkanker verhoogt. Niet iedereen die dit gen heeft, krijgt ook daadwerkelijk borstkanker. Andere factoren blijken ook een rol te spelen bij het al dan niet ontstaan van borstkanker.
Het diagram in de afbeelding geeft de relatie aan tussen de kans om in de loop van een mensenleven borstkanker te krijgen en de mate van genetische verwantschap

Slide 5 - Diapositive

De kans dat de twee-eiige tweelingzus van een vrouw met borstkanker ook borstkanker krijgt, is 40% (zie de afbeelding). Wat zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat dit percentage niet 50% is?

Slide 6 - Question ouverte

Uit het diagram is het percentage gemeenschappelijke genen af te lezen bij volle nichten. De dochters van twee broers of twee zussen (of een broer en een zus) zijn volle nichten van elkaar.

Hoe groot is de kans dat volle nichten beiden een bepaald allel hebben van hun gemeenschappelijke oma, die heterozygoot is voor het borstkankergen?

A
1/8
B
1/16
C
1/32
D
1/64

Slide 7 - Quiz

Ziekte van Huntington 
Mensen die lijden aan de ziekte van Huntington weten dit vaak pas op latere leeftijd. De ziekteverschijnselen komen namelijk pas tot uiting rond het veertigste levensjaar. De ziekte van Huntington is een dominant overervende aandoening.

Friso is heterozygoot voor het allel van de ziekte van Huntington. Het gen ligt niet op het X-chromosoom. Zijn vrouw Ellis heeft deze aandoening niet.

Slide 8 - Diapositive

Hoe groot is de kans dat hun dochter de ziekte heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 9 - Quiz

Geef de berekening hoe je tot dit antwoord gekomen bent.

Slide 10 - Question ouverte

 Dwerghamsters
Een gen bepaalt de vachtkleur bij dwerghamsters. Dit gen zorgt voor een bruine of grijze vachtkleur, waarbij grijs de dominante eigenschap is.

 
Mannetjes die alle homozygoot zijn voor bruin, dekken vijf homozygote grijze vrouwtjes.

De jongen die hieruit ontstaan (F1), worden onderling gekruist.

Slide 11 - Diapositive

Welk percentage van de kleinkinderen (F2) heeft een grijze vachtkleur?

Geef een volledig kruisingsschema. Gebruik de letter B.

Slide 12 - Question ouverte



Bij de mens komen twee gekoppelde genen voor: A en B.

Hoe groot is de kans dat een moeder met het chromosoompatroon en een vader met het

chromosoompatroon een kind krijgen met het genotype aaBb?

Twee gekoppelde genen
A
0
B
1/16
C
1/8
D
1/2

Slide 13 - Quiz

Vachtkleur bij konijnen
Bij een konijnenras wordt de vachtkleur bepaald door multipele allelen. 

De allelen hebben volgende volgorde van dominantie (het meest dominante allel staat vooraan): 

 
Een fokker kruist een fenotypische agouti rammelaar (mannetje) en een Himalaya voedster (vrouwtje). 

Dat levert 100% agouti konijntjes op.

Slide 14 - Diapositive

Welke van de volgende kruisingen kan dit opleveren?
A
B
C
D

Slide 15 - Quiz

Tweelingen
Twee eeneiige tweelingbroers, Bas en Pieter, 
trouwen met twee eeneiige tweelingzussen, Kelly en Amy.
 
Bas heeft vergroeide oorlellen (zie afbeelding), veroorzaakt door een autosomaal recessief allel a. 

Zijn schoonzus Amy heeft losse oorlellen.

Bas en Kelly hebben één kind: Bryan. 
Bryan heeft vergroeide oorlellen.

Pieter en Amy hebben één kind, Colin. 
Hij heeft vergroeide oorlellen.

Slide 16 - Diapositive

Geef de volledige genotypen voor de oorlelvorm van Bas, Pieter, Kelly en Amy

Slide 17 - Question ouverte

Kelly heeft door verschillende nare gebeurtenissen in haar leven een depressie ontwikkeld.
Amy heeft geen last van een depressie.

Leg uit dat dit verschil kan worden verklaard door een verschil in omgevingsfactoren

Slide 18 - Question ouverte

Een twee-eiige tweeling kan bestaan uit twee verschillende geslachten.

Leg uit waardoor dit kan.

Slide 19 - Question ouverte

Faraodynastie
De afbeelding  toont de stamboom van een Egyptische faraodynastie. 

Geschiedkundigen vermoeden dat Aahotep I drager was van een zeer zeldzaam, autosomaal recessief overervend allel. 

Slide 20 - Diapositive

Als Aahotep I inderdaad drager was van een dergelijk allel, hoe groot is dan de kans dat Aahotep II drager was van dit allel?

Leg je antwoord uit met een berekening.

Slide 21 - Question ouverte

Inteelt (voortplanting tussen familieleden) zorgt voor een grotere kans op erfelijke aandoeningen in een populatie. In Nederland is inteelt bij wet verboden.

Leg aan de hand van de afbeelding uit dat inteelt ervoor kan zorgen dat de kans op bepaalde recessieve aandoeningen groter is.

Slide 22 - Question ouverte


Bij chimpansees wordt lang haar veroorzaakt door een recessief allel (l) en kort haar door een dominant allel (L). Een heterozygoot kortharig vrouwtje paart met een heterozygoot kortharig mannetje.

Wat is de verhouding kort : lang haar bij hun jongen? Geef een kruisingsschema en noteer de verhouding.
Chimpansee-genetica

Slide 23 - Question ouverte


Joan en Claude vragen erfelijkheidsadvies. Zij hebben geen van beiden cystische fibrose, een autosomale recessief overervende aandoening. Maar Claude was eerder getrouwd en kreeg uit dat huwelijk een kind met deze ziekte. Een broer van Joan is overleden aan deze ziekte. Joan is zelf nooit getest op de aanwezigheid van het recessieve allel.

Hoe groot is de kans dat Joan en Claude een kind krijgen met cystische fibrose?

Erfelijkheids-advies
A
1/12
B
1/8
C
1/6
D
1/4

Slide 24 - Quiz

Geef de bijbehorende berekening

Slide 25 - Question ouverte


Tyrosinemie is een van de zeventien aandoeningen waarop het bloed van een pasgeborene wordt gescreend. Het is een erfelijke ziekte, waarbij de stof tyrosine niet goed kan worden afgebroken. Uit het bloedonderzoek kan blijken dat een kind tyrosinemie heeft, ook als beide ouders het niet hebben. Er kan ook uit blijken dat een zoon of dochter drager is van de aandoening.

Wat kun je uit bovenstaande gegevens afleiden over de overerving van tyrosinemie?

Tyrosinemie
A
De ziekte erft autosomaal over en is dominant.
B
De ziekte erft autosomaal over en is recessief.
C
De ziekte erft X-chromosomaal over en is dominant.
D
De ziekte erft X-chromosomaal over en is recessief.

Slide 26 - Quiz


De kegelsilene is een anjer die voorkomt in Europa en Azië. De kegelsilene heeft mitochondriën met daarin ringvormig DNA van 11 300 000 basenparen lang.
Welke kegelsileneplant(en) kunnen mtDNA doorgeven aan wie?

Twee antwoorden zijn juist. (Geef nu het eerste antwoord en op de volgende slide het tweede antwoord).

Silene
A
de moederplant aan de dochter
B
de moederplant aan de zoon
C
de vaderplant aan de dochter
D
de vaderplant aan de zoon

Slide 27 - Quiz


De kegelsilene is een anjer die voorkomt in Europa en Azië. De kegelsilene heeft mitochondriën met daarin ringvormig DNA van 11 300 000 basenparen lang.
Welke kegelsileneplant(en) kunnen mtDNA doorgeven aan wie?

Twee antwoorden zijn juist. (Geef nu het eerste antwoord en op de volgende slide het tweede antwoord).

Silene
A
de moederplant aan de dochter
B
de moederplant aan de zoon
C
de vaderplant aan de dochter
D
de vaderplant aan de zoon

Slide 28 - Quiz



Bij een DNA-molecuul bestaat 30% van de basen uit adenine.

Wat is dan het gehalte van de andere drie basen?

Stikstofbasen in DNA
A
20% guanine, 20% cytosine en 30% thymine
B
30% guanine, 20% cytosine en 20% thymine
C
35% guanine, 15% cytosine en 20% thymine
D
40% guanine, 15% cytosine en 15% thymine

Slide 29 - Quiz

Ziekte van Tay-Sachs
De afbeelding toont de stamboom van een meisje (P) met de ziekte van Tay-Sachs. 

De ouders van dit meisje lijden niet aan de ziekte. 

De dubbele lijn in de stamboom betekent dat de ouders van het meisje bloedverwanten van elkaar zijn.


Slide 30 - Diapositive

Er zijn vier manieren waarop iemand een ziekte kan erven.

Welke manier of manieren zou of zouden op basis van deze stamboom mogelijk de oorzaak
kunnen zijn van de ziekte van Tay-Sachs bij P?
A
via een autosomaal dominant allel
B
via een autosomaal recessief allel
C
via een X-chromosomaal dominant allel
D
via een X-chromosomaal recessief allel

Slide 31 - Quiz



Bij een bepaald kattenras wordt de vachtkleur bepaald door verschillende allelen. Witte haren worden bepaald door het recessieve allel a, zwarte haren door het dominante allel A. Poezen kunnen een gemengde vacht hebben. Katers hebben nooit een gemengde vacht.

Wat is het genotype van witte katers?

Gemengde vacht  
A
B
C
D

Slide 32 - Quiz

Diesel is een witte kater. Hij paart met een poes die heterozygoot is voor de vachtkleur.

Hoe groot is de kans dat zij een nakomeling krijgen met zwarte haren? Maak een bijbehorend kruisingsschema.

Slide 33 - Question ouverte

Einde van de toets
Als je alles gemaakt hebt dan kan je de toets inleveren.

Slide 34 - Diapositive