4.8 spelling leerjaar 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

4.8 spelling leerjaar 3

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. De lelijke kast
2. De metalen kast
3. De grijze kast
4. De oude kast

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?

1. groene
2. sterke
3. man
4. boze

1. 'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over:

1. een zelfstandig naamwoord
2. een werkwoord
3. een lidwoord
4. een telwoord

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

1. zonnige
2. dag
3. zonnige , leren
4. leren

werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling

1. Hij zaagd het hout..
2. Hij zaagt het hout.
3. Hij zaagdt het hout.

werkwoordspelling vt

1. Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
2. Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

werkwoordspelling

1. Hij bediend de gasten
2. Hij bedient de gasten

werkwoordspelling

1. Het hout is opgebrandt.
2. Het hout is opgebrand.

Werkwoordspelling

1. Het gebeurt vaak dat ze valt.
2. Het gebeurd vaak dat ze valt.

Werkwoordspelling

1. Hoe oud word je moeder morgen?
2. Hoe oud wordt je moeder morgen?

Werkwoordspelling

1. Er word
2. Er wordt

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen

1. timde
2. timdde
3. timete
4. timede

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën

1. barbecuedde
2. barbecuede
3. barbecuete
4. barbecuette

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen

1. lunchte
2. lunchde
3. lunchtte
4. lunchdde

Hoe spel je Engelse werkwoorden?

1. Volgens de Nederlandse spellingsregels
2. Volgens de Engelse spellingsregels
3. Volgens aparte spellingsregels
4. Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.

Hoe spel je het Engelse werkwoord?

(cancelen vt) De directeur ... de vergadering.

1. cancelt
2. cancelden
3. cancelen
4. cancelde

Hoe spel je het Engelse werkwoord?

(focussen vt) Hij ... zich zonder telefoon veel beter op zijn werk.

1. focustte
2. focust
3. focuste
4. focussen

Hoe spel je het Engelse werkwoord?

(recyclen vd) We hebben het afval ...

1. gerecyclet
2. gerecycled
3. gerecyceld
4. gerecycelt

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-tt)

1. deletet
2. delet
3. deletete
4. delete