Fase 2- periode 3- les 3- Argumenten en standpunt

Lesplanning

Voorkennis ophalen: wat weet je nog van periode 1?
Uitleg begrippen 
Quiz argumenten
Argumenten valide maken
Kettingdebat 




1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Lesplanning

Voorkennis ophalen: wat weet je nog van periode 1?
Uitleg begrippen 
Quiz argumenten
Argumenten valide maken
Kettingdebat 




Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen 
- het verschil tussen feitelijke en niet-feitelijke argumenten
- het verschil tussen een standpunt en een argument
- weet je hoe je een argument valide kunt maken

Slide 2 - Diapositive

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?

Slide 3 - Question ouverte

Begrippen/ tekstsoorten
Uiteenzetting: informatie wordt op een neutrale, feitelijke manier gegeven. Bijvoorbeeld nieuwsbericht.

Beschouwing: informatie met als doel de luisteraar te informeren, zodat hij zich een mening kan vormen ('opiniërend'). Voor- en tegenstanders aan het woord. Feiten en meningen komen hierin voor. Bijvoorbeeld reportages en documentaires.

Betoog: doel om de luisteraar te overtuigen van een standpunt. Er is één mening en deze is van de maker. 








Slide 4 - Diapositive

Standpunt

Standpunt: mening over iets (uitspraak/bewering)
                         positief, negatief of twijfelachtig

Signaalwoorden: ik vind dat, volgens mij, ik denk dat, dus,                                                  daarom, kortom, mijn conclusie is
Alcoholreclames moeten verboden worden= stelling
Ik vind dit een goed idee. = standpunt

Slide 5 - Diapositive

Feitelijke en subjectieve argumenten

Een feitelijk argument (objectief) is controleerbaar. Je hoeft hem niet te onderbouwen. Bijvoorbeeld: feiten, onderzoeksresultaten, regels, bekende gegevens etc. 
Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Over een niet-feitelijk argument (subjectief) kan je van mening verschillen. Daarom moet je uitleggen waaróm je dat vindt. 
Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger. Waarom is Luxor prettiger?

 
Verschil
Kun je controleren of het argument klopt? 

Slide 6 - Diapositive

Ik ga liever niet mee naar Parijs, want ik vind dat er veel criminaliteit is.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 7 - Quiz

Ik ga liever niet mee naar Parijs, want de criminaliteit is de laatste jaren met 15% toegenomen.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 8 - Quiz

De smartphone is onmisbaar, want veel jongeren voelen zich ongelukkig zonder smartphone.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 9 - Quiz

Gratis downloaden van muziek moet verboden worden. Het is niet noodzakelijk dat iedereen muziek kan downloaden.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 10 - Quiz

Een argument valide maken




Wij noemen dit: het AUB-schema 

Slide 11 - Diapositive

Validiteit argument 
Soms is een argument niet geldig(valide)
Het is dan bijvoorbeeld niet onderbouwd met een voorbeeld, onderzoek of feiten.

Mensen roepen dan maar dingen, zonder ze goed te onderbouwen....

Slide 12 - Diapositive

V1= voorargument 1
T1= tegenargument 1
V2= voorargument 2
T2= tegenargument 2
enz. 
=
=
=
=
=

Slide 13 - Diapositive

Wij gaan oefenen met het kettingdebat bij deze stelling
Tikkertje moet een Olympische sport worden

Slide 14 - Diapositive

Aan het werk 
3F | Lezen | Opbouwopdrachten | standpunt en argument herkennen oefening 3 en gevorderd 3,4

(SBL maakt)2F, ga naar:
2F | Lezen | meters maken|Opdracht 4 | E-sports is een glansrijke wereld, zoiets als het profvoetbal

Slide 15 - Diapositive