Paragraaf 11.5 Cellen en chromosomen

11.5 Cellen en chromosomen
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

11.5 Cellen en chromosomen

Slide 1 - Diapositive

Programma
* Herhaling
* Uitleg 11.5
* Opdrachten maken 11.5
* Zelfstandig werken aan afronding hoofdstuk.

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen:
1. Je kent het verschil tussen diploïde en haploïde cellen 
2. Je kunt uit een voorbeeld of plaatje van een celdeling afleiden of er een mitose of meiose wordt beschreven. !! gebruik de afbeeldingen uit deze Lesson up, meiose is foutief in boek !! 
3. Je kunt uitleggen hoe lichaamscellen die allemaal hetzelfde DNA hebben toch kunnen differentiëren tot verschillende gespecialiseerde cellen. 
4. Je kunt uitleggen hoe stamcellen verschillen van normale lichaamscellen en waar je deze cellen kunt vinden.
5. Je kunt uitleggen hoe regelgenen werken.

Slide 3 - Diapositive

Lichaamscellen hebben ..(1).. chromosomen en geslachtscellen hebben ..(2).. chromosomen
A
(1) 46 (2) 46
B
(1) 23 (2) 46
C
(1) 46 (2) 23
D
(1) 23 (2) 23

Slide 4 - Quiz

Vader met 46 chromosomen
Moeder met 46 chromosomen
Hoe krijg jij 46 chromosomen?

A
23 van vader en 23 van moeder
B
Elke keer anders, als het er maar 46 zijn
C
46 van moeder
D
46 van vader

Slide 5 - Quiz

Een laborant onderzoekt de chromosomen die afkomstig zijn van een mens.

In de afbeelding zie je de chromosomen.
Zijn deze chromosomen van een man of een vrouw?
A
man
B
vrouw

Slide 6 - Quiz

Het aantal chromosomen in een spiercel is .............het aantal chromosomen in een huidcel
A
Kleiner dan
B
Gelijk aan
C
Groter dan

Slide 7 - Quiz

Wat is je genotype?
A
DNA
B
Informatie over erfelijke eigenschappen
C
Chromosomen
D
Lange dunnen draden

Slide 8 - Quiz

Is het fenotype van de larve hetzelfde als het fenotype van het volwassen dier?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

We hebben het over genotype en fenotype.
Wat wordt bedoeld met het fenotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Hoe je eruit ziet

Slide 10 - Quiz

Welke twee factoren bepalen ons fenotype?
A
Genen en allelen
B
DNA en chromosomen
C
Genotype en omgeving
D
Genotype en DNA

Slide 11 - Quiz


Herhaling vorige les
  • Ieder menselijke cel heeft 46 chromosomen - 23 paren, 1 van je moeder en 1 van je vader

  • Geslachtscellen/voortplantingscellen (eicel en zaadcel) hebben 23 chromosomen i

  • Bij bevruchting smelten de kernen samen: 
bevruchte eicel  =  46 chromosomen.

Slide 12 - Diapositive

Nieuwe uitleg

Slide 13 - Diapositive

Diploïde en haploïde cellen

  • Bij gewone cellen:  chromosomenpaar = diploïd (2n), oftewel: elk soort chromosoom is in tweevoud aanwezig

  • Bij geslachtscellen: één set van een chromosomenpaar = haploïd (n), oftewel: de cel bevat van elk chromosomenpaar slechts één exemplaar

Slide 14 - Diapositive

In geslachtsorganen vindt Meiose (reductiedeling) plaats, waarbij zaadcellen en eicellen ontstaan. Dit is het proces om vanuit lichaamscellen geslachtscellen te maken. 

Slide 15 - Diapositive

De onderdelen van een chromosoom. Voordat een cel deelt, verdubbelen (repliceren) de chromatiden (die in het midden vast zitten). Hierdoor onstaan verdubbelde chromosoomparen. 

Slide 16 - Diapositive

Meiose 1
De verdubbelde chromosoomparen gaan uit elkaar.

Er vindt hier iets bijzonders plaats (crossing-over).

Slide 17 - Diapositive

Meiose 2
De cellen met halve chromosoomparen (enkelvoudig) worden uit elkaar getrokken (chromatiden uit elkaar). 
Resultaat: 4 nieuw onstane cellen --> dochtercellen

Slide 18 - Diapositive

Mitose
Het kopiëren van cellen om meer van dezelfde cellen te maken.

Slide 19 - Diapositive

Mitose
https://www.facebook.com/ntrschooltv/videos/schooltv-wat-is-mitose-clipphanger/695279365956882/

Slide 20 - Diapositive

Door meiose ontstaan geslachtscellen
  • Meiose 1: chromatiden verdubbelen, chromosomenparen uit elkaar (met dubbele streng).

  • Meiose 2: 2 cellen met half chromosomenpaar, chromatiden gaan uit elkaar en je krijgt 4 cellen met 1 streng (23 chromosomen dus). 

Slide 21 - Diapositive

MITOSE
mitose

Slide 22 - Diapositive

Mitose vs. meiose
Mitose:
  • Gewone celdeling
  • Dochtercellen identiek aan moedercel
  • Hetzelfde genotype

Slide 23 - Diapositive

Door mitose ontstaat uit een bevruchte eicel een heel mens

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Lien

Slide 27 - Lien

Hoe krijg je verschillende soorten cellen?
  • Stamcellen: cellen die nog in staat zijn om te differentiëren en te specialiseren

  • Celdifferentiatie: verschillen in vorm en grootte van cellen
  • Celspecialisatie: verschillende functies van cellen 

Slide 28 - Diapositive

Differentiatie en specialisatie ontstaan doordat een cel genen aan en uit kan zetten. Dit aan/uit zetten gebeurt door eiwitten. welke eiwitten worden gemaakt, wordt bepaald door speciale regelgenen.

Slide 29 - Diapositive

Er vindt celdeling plaats om spiercellen te maken. Is dit mitose of meiose
A
Mitose
B
Meiose

Slide 30 - Quiz

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 31 - Quiz

Na de bevruchting vindt in de bevruchte eicel celdeling plaats. Is dit mitose of meiose?
A
Mitose
B
Meiose

Slide 32 - Quiz

Opdrachten maken
Maak nu de opdrachten van 11.5.
Lastig? Gebruik biologiepagina.nl om te oefenen of bekijk de video's hieronder.
https://youtu.be/o93BRHGrPjI


timer
1:00

Slide 33 - Diapositive