Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Verwijswoorden
Slide 1 - Diapositive
Lesdoel:
Ik kan verwijswoorden op een goede manier gebruiken
Slide 2 - Diapositive
Wat is de ergste miskoop die je ooit hebt gedaan? Waarom was het een miskoop en wat heb je ermee gedaan? Let op: je mag de naam van wat je gekocht hebt maar 1x gebruiken.
Slide 3 - Question ouverte
Hoe heb je dit opgelost?
Slide 4 - Question ouverte
Verwijswoorden
Sem gaat niet naar school. Sem moet thuisblijven. Sem wil het coronavirus niet oplopen. En Sem wil het coronavirus ook niet verspreiden. Daarom gaat Sem niet naar school.
Slide 5 - Diapositive
Hoe kunnen we dit tekstje beter leesbaar maken?
Slide 6 - Question ouverte
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Welk verwijswoord kun je gebruiken om naar het woord 'kat' te verwijzen?
A
die, deze
B
dat, dit
Slide 10 - Quiz
Welk verwijswoord kun je gebruiken om naar het woord 'katje' te verwijzen?
A
die, deze
B
dat, dit
Slide 11 - Quiz
Mijn vriendin, waarmee ik zou gaan shoppen, is ziek
A
juist
B
fout
Slide 12 - Quiz
Het is natuurlijk 'met wie'
Mijn vriendin = een persoon.
Slide 13 - Diapositive
Fifa20 is een PS4-spel die net uitgekomen is
A
juist
B
fout
Slide 14 - Quiz
Fifa20 is een spel dat net uitgekomen is
Het spel -> dat
Slide 15 - Diapositive
Wij krijgen een kat ... uit het dierenasiel komt
A
dat
B
die
Slide 16 - Quiz
Het paard .... ik naar de wedstrijd ga, is bruin
A
met wie
B
waarmee
Slide 17 - Quiz
Lucas kreeg een handtekening van de zanger .... hij fan is
A
van wie
B
waarvan
Slide 18 - Quiz
Mijn buurjongen is iemand ... ik graag voetbal op straat
A
waarmee
B
met wie
Slide 19 - Quiz
Ik eet het liefst melkchocola, ... vind ik lekkerder dan pure.
A
dat
B
die
Slide 20 - Quiz
Ken jij mijn buurjongen?.... komt volgend jaar bij ons op school.
A
Dat
B
die
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Question ouverte
Slide 23 - Diapositive
Lesdoel: ik kan verwijswoorden op de juiste manier gebruiken. Leg in je eigen woorden uit wat we vandaag geleerd hebben.