Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 80 min
Éléments de cette leçon
Doorbijten zuren en basen
Slide 1 - Diapositive
Men wil een buffer maken met pH = 7,5. welk zuur-basekoppel is geschikt?
A
HF / F-
B
HIO / IO-
C
HCl / Cl-
D
HClO/ClO-
Slide 2 - Quiz
Men wil een buffer maken met pH = 7,5. welk zuur-basekoppel is geschikt?
A
HF / F-
B
HIO / IO-
C
HCl / Cl-
D
geen van deze
Slide 3 - Quiz
Men wil een buffer maken met pH = 7,5. welk zuur-basekoppel is geschikt?
A
HF / F-
B
HIO / IO-
C
HCl / Cl-
D
geen van deze
Slide 4 - Quiz
Men heeft een azijnzuurbuffer met een pH van 4,4. Bereken de [H3O+]
Slide 5 - Question ouverte
Sterke en zwakke zuren?
Sterke zuren zijn geïoniseerd.
Wat??? Los van elkaar!
Wanneer ben je sterk? alles boven H3O+ in SD 9.1c
Slide 6 - Diapositive
Salpeterzuur opl
Zwavelzuur opl.
Fosforzuur opl.
Zoutzuur
Koolzuur- houdend water
Azijnzuur opl.
H3O+, NO3-
H3O+, SO4^3-
H3O+, PO4^3-
H3O+, CO3^2-
H3O+, Cl-
H3O+, CH3COO-
HNO3
H2SO4
H3PO4
H2O, CO2
HCl
CH3COOH
Slide 7 - Question de remorquage
Hoe zit het met de basen?
Als het is zout is... let op is hij opgelost?
Hoe weet je dat?
Er staat oplossing! Of in het woord zit oplossing
Opgelost = losse ionen niet opgelost = aan elkaar!
Slide 8 - Diapositive
Natronloog
IJzer(III)oxide
Kalkwater
Calciumcarbonaat
Na+, OH-
Fe3+, O2-
Ca2+, OH-
Ca2+, CO3^2-
Fe2+, O2-
NaOH
Fe2O3
Ca(OH)2
CaCO3
Slide 9 - Question de remorquage
Stappenplan Zuur-base reacties
Schrijf op welke deeltjes je hebt.
Zoek het sterkste zuur en de sterkste base in SD9.1c
Stel de reactievergelijking op. Let op:
Is het een evenwicht of aflopend? (een van beide sterk? Aflopend! Anders evenwicht)
Kan er een neerslag ontstaan? Zie SD8.4d!
Slide 10 - Diapositive
Geef de reactievergelijking van: zoutzuur met kalkwater
Slide 11 - Question ouverte
Geef de reactievergelijking van: azijnzuuropl met ijzer(III)oxide
Slide 12 - Question ouverte
Zuurgraad berekenen sterk zuur
pH = -log[H3O+] (en [H3O+] = 10^-pH)
pOH = -log[OH-] (en [OH-] = 10^-pOH)
pH + pOH = 14 (bij kamertemperatuur)
Zuur- en baseconstanten
pKx = -log(Kx)
Let op: In een basische oplossing reken je altijd met de [OH-]
Slide 13 - Diapositive
Bereken de pH van 0,25 M zwavelzuuroplossing
Slide 14 - Question ouverte
Bereken de pH van 0,015 M kaliloog?
Slide 15 - Question ouverte
Bereken de pH van een oplossing met pH=5,5 die 10x wordt verdund.
Slide 16 - Question ouverte
Stappenplan berekeningen zwakke zuren en basen
Stel de reactievergelijking op van het zuur of de base met water. Let op bij een zuur ontstaat H3O+ en bij een base OH-.
Schrijf de Kz of Kb op
Maak een BOE tabel en vul in. Gebruik x indien nodig
Vul de Kz of Kb in en zoek de evenwichtsconstante op in SD9.1c. Let op: Zuur? (heb je H3O+ in je reactievergelijking!) Gebruik de Kz Base? (heb je OH- in je reactievergelijking!) Gebruik de Kb!
Controleer of je terecht hebt verwaarloosd
Bereken de onbekende
Slide 17 - Diapositive
Bereken de pH van 0,40 M ammonia.
Slide 18 - Question ouverte
Stappenplan berekeningen buffers
Stel de reactievergelijking op van het zuur of de base met water.
Let op bij een zuur ontstaat H3O+ en bij een base OH-.
Schrijf de Kz of Kb op Let op nu is [Z-] ≠ [H3O+] en [HB+] ≠ [OH-] Het gaat meestal om de verhouding tussen het zwakke zuur en zijn geconj. base of de zwakke base en zijn geconj. zuur
Slide 19 - Diapositive
Men maakt een bufferoplossing door 0,12 mol azijnzuur en 0,056 mol natriumacetaat op te lossen tot 1,0 liter bufferoplossing. Bereken de pH van deze bufferoplossing