Rekonomie hoofdstuk 3

Lesdoelen
  • Indexcijfer berekenen
  • Procentuele verandering indexcijfer
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
Economie Middelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lesdoelen
  • Indexcijfer berekenen
  • Procentuele verandering indexcijfer

Slide 1 - Diapositive

Voorbeeld
  • 2020 => BBP 230 miljard
  • 2021 => BBP 235 miljard
  • 2022 => BBP 240 miljard
  • 2023 => BBP 250 miljard
  • Veel of weinig stijging? Verhoudingen?

Slide 2 - Diapositive

Hoe pak je dit aan? (1)
  • Indexcijfers maken!
  • Basisgetal = 100
  • Kies een jaar (2020)
  • 230 miljard = 100 

Slide 3 - Diapositive

Hoe pak je dit aan? (2)
  • 2021 = 235 Miljard
  • Waarde / Basiswaarde x 100 = 235 / 230 x 100 = 102,2
  • 2022 = 240 miljard
  • Waarde / Basiswaarde x 100 = 240 / 230 x 100 = 104,3
  • 2023 = 250 miljard
  • Waarde / Basiswaarde x 100 = 250 / 230 x 100 = 108,7

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Wat zie je?
  • Verhoudingen worden zichtbaar ten opzichte van basisgetal
  • 2021 => + 2,2%
  • 2022 => + 4,3%
  • 2023 => + 8,7 %

Slide 6 - Diapositive

Procenten
  • 102,2 => 104,3 
  • + 2,1 %?
  • + 2,1 indexpunten!
  • (N-O)/O x 100
  • (104,3 - 102,2)/ 102,2 x 100 = 2,055%

Slide 7 - Diapositive

Let op!
  • Indexcijfer ≠  procent (dus ook geen % gebruiken!)
  • Rekent wel zoals procenten (met gekozen 100)

Slide 8 - Diapositive

Lesdoelen
  • Omzet uitrekenen (indexcijfers)
  • Nominaal en reëel inkomen uitrekenen

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld omzet
  • David heeft een hotdogkraam
  • Prijs van een broodje is  € 2,-
  • Verkoop is 100 broodjes per dag
  • Hoeveel geld verdient hij per dag?  (=omzet)

Slide 10 - Diapositive

Omzet
  • Omzet = Prijs (P) x Afzet (Q)
  • Afzet = hoeveelheid verkochte producten
  • € 2,- x 100 = € 200,- omzet per dag
  • Omzet ≠ winst (winst is omzet - totale kosten)

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld indexcijfers omzet
  • Indexcijfers 2021 => 2022
  • 2021 basisjaar  (=100)
  • 2022 indexcijfer prijs = 102
  • 2022 indexcijfer afzet = 104
  • IComzet = (ICprijs x ICafzet) / 100
  • (102 x 104) / 100 = 106,1

Slide 12 - Diapositive

Omschrijven
  • IComzet = (ICprijs x ICafzet) / 100
  • 6 = 2 x 3
  • 3 = 6/2 => ICafzet = (IComzet / IC prijs) x 100
  • ICprijs = ? (3.11)

Slide 13 - Diapositive

Voorbeeld nominaal reëel (1)
  • Spaarrekening met € 1000,-
  • Rente € 30,-  => € 1030,- (1 jaar)
  • Kun je nu meer spullen krijgen voor je geld?

Slide 14 - Diapositive

Voorbeeld (2)
  • Inflatie is 4%

  • Indexcijfer geld => 1030/1000 x 100 = 103 (= nominaal)
  • Indexcijfer inflatie (=prijs) => 104 
  • Spullen die je kunt kopen = reëel (koopkracht)

Slide 15 - Diapositive

Voorbeeld (3)
  • Reëel IC = Nominaal IC / Prijs IC x 100 
  • 103 / 104 x 100 = 99,0
  • Reëel IC (koopkracht) = - 1%

  • RIC = NIC / PIC x 100

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive