11.5 weefselvloeistof en lymfe

Vandaag
* Stencil terug bloed en bloedsomloop
* Check 11.4 
* Uitleg 11.5 Weefselvloeistof en Lymfe
* Check 11.5
* Huiswerk maken 11.5 - H11 afronden (test jezelf - examenoef. - oefentoets) 

Formatieve toets H11 afspreken
Morgen starten met H12 Gezondheid (12.1 samenvatten met begrippen)
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vandaag
* Stencil terug bloed en bloedsomloop
* Check 11.4 
* Uitleg 11.5 Weefselvloeistof en Lymfe
* Check 11.5
* Huiswerk maken 11.5 - H11 afronden (test jezelf - examenoef. - oefentoets) 

Formatieve toets H11 afspreken
Morgen starten met H12 Gezondheid (12.1 samenvatten met begrippen)

Slide 1 - Diapositive

Stencil hart en bloedsomloop.
Allen een goed/voldoende. serieus gemaakt.

Bloedvaten
zuurstofrijk/-arm goed aangegeven, 
Meeste pijlen in de goede richting, 
Benoemen ging vaak goed. zie opm.
Soms een omdraaiing van ader en slagader. Let op van hart af = slagader (rood - beh. lsa)
Van een orgaan af = ader (blauw - beh. la)

Hartfasen en -onderdelen: Links:
Links/rechts en zuurstofrijk/-arm goed.
aders en slagaders goed benoemd.



kleppen: hartkleppen: linker-(tweeslippige) en rechter (drieslippige) hartkleppen. Deze staan open zodat bloed uit de aders via de boezems de kamers in stroomt.
Rechts: hartkleppen sluiten alleen in fase 3 - kamerssystole), slagaderkleppen (halvemaanvormig): aortakleppen en longslagaderkleppen gaan dan open zodat bloed van de kamers de aorta en lsa in komt.

Weefsels: Kleuren, stroomrichting en benoemen meestal goed. Kringspieren bij kleinste slagadertjes (vlak vóór haarvaten). Alle aders (en lymfevaten) hebben veel kleppen.


Slide 2 - Diapositive

Nicotine komt via je longen je bloed in. Wat is voor een molecuul nicotine de snelste route naar de hersenen? Noem de bloedvaten en de delen van het hart. (incl. haarvaten)

Slide 3 - Question ouverte

Welke bloedvaten zijn allemaal zuurstofrijk?
A
Aorta, Longslagader en leverslagader
B
Aorta, kransslagaders en longader
C
Poortader, longslagader en leverslagader
D
Kransslagaders, longader en poortader

Slide 4 - Quiz

Bron: Examen biologie HAVO 2017-2 vraag 9:
Als het bloed werd opgevangen in een fles was het nodig om de inhoud van de fles in beweging te houden zodat het bloed niet stolde. 

Welke 2 bloedbestanddelen zetten de bloedstolling in gang? 
De juiste bestanddelen
Bloedplasma
Bloedplaatjes
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen

Slide 5 - Question de remorquage

Koppel de functie van het bloed met de juiste soort bloed
1-Bloedplasma
2-Witte bloedcellen
3-Bloedplaatjes
4-Rode bloedcellen
Bloedstolling
Transporteren van stoffen
Stoffen vervoeren via hemoglobine
Afweer

Slide 6 - Question de remorquage

Zuurstof wordt in het bloed vervoert door:
A
rode bloedcellen
B
rode bloedcellen en bloedplasma
C
rode bloecellen en bloedplaatjes
D
rode bloedcellen en witte bloedcellen

Slide 7 - Quiz

..... is het hormoon dat de aanmaak van rode bloedcellen stimuleert, ...... is het eiwit wat meehelpt in de bloedstolling.
A
EPO - Hemoglobine
B
Insuline - Fibrinogeen
C
Insuline - EPO
D
EPO - Fibrinogeen

Slide 8 - Quiz

Bij bloedarmoede heb je te weinig hemoglobine in je bloed. Waarom is de aanvoer van zuurstof dan wel een probleem, maar de afvoer van CO2 niet?
A
Omdat er meer O2 nodig is, en minder CO2 geproduceerd wordt
B
Omdat er per molecuul hemoglobine meer CO2 gebonden kan worden dan O2
C
Omdat O2 slecht oplosbaar is in water, en CO2 juist goed (vormt HCO3-)
D
Omdat O2 een kleiner molecuul is dan CO2

Slide 9 - Quiz

Hoeveel keer gaat een zuurstofmolecuul door een celmembraan als hij vanuit de lucht in de longblaasjes naar de hemoglobine in het bloed gaat?
A
2x
B
3x
C
4x
D
5x

Slide 10 - Quiz

Wanneer iemand bloedarmoede heeft, dan moet diegene ijzerpillen slikken. Waarom?
A
Omdat ijzer zuurstof vervoert in je bloed
B
Omdat met ijzer de hemoglobine gemaakt wordt
C
Omdat met ijzer de bloedplaatjes gemaakt kunnen worden
D
Omdat ijzer nodig is voor de celdeling in et beenmerg

Slide 11 - Quiz

Zet de bloedstollende gebeurtenissen in de juiste volgorde, vervolg.
Protrombine
Fibrinogeen
Stollingsfactoren
Trombine
Fibrinedraden
Fibrine

Slide 12 - Question de remorquage

11.5 Weefselvloeistof en lymfe
Leerdoelen:
15. Je legt uit welke krachten een rol spelen bij de aanvoer en afvoer
        van weefselvloeistof
16. Je beschrijft de bouw en functie van het lymfesysteem
        en de betekenis van lymfe

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

Sleep de juiste namen naar hun plek.
1
2
3
4
5
6
Bloedplasma
Weefselvloeistof
bloedvat
Lymfevat
rode bloedcel
Lymfe

Slide 19 - Question de remorquage

Hoe ontstaat weefselvloeistof?
A
vocht uit de lymfevaten dat door resorptie nu tussen de cellen zit.
B
vocht uit de bloedvaten dat door resorptie nu tussen de cellen zit.
C
vocht uit de lymfevaten dat door filtratie nu tussen de cellen zit
D
vocht uit de bloedvaten dat door filtratie nu tussen de cellen zit.

Slide 20 - Quiz

Dus het terugstromen van weefselvloeistof in de haarvaten wordt gestimuleerd door...
A
een lage osmotische waarde in het bloed
B
een hogere eiwitconcentratie in bloed dan in weefsel
C
een hogere glucoseconcentratie in bloed dan in weefsel
D
veel eiwitten in de weefsels

Slide 21 - Quiz

Wat zit er in weefselvloeistof?
A
O2 & voedingsstoffen
B
O2, voedingsstoffen & CO2
C
O2, voedingsstoffen, afvalstoffen & CO2
D
O2, voedingsstoffen & afvalstoffen

Slide 22 - Quiz

Welke zijn goed?
1 Verteerde vetten worden met de lymfe vanuit de dunne darm afgevoerd.
2 Lymfe bevat rode bloedcellen
3 Lymfe bevat witte bloedcellen
4 Lymfe stroomt via aders naar lymfeknopen
A
1, 2 en 3
B
1 en 3
C
2 en 4
D
3 en 4

Slide 23 - Quiz

Wat is de functie van een lymfeknoop (Lymfeklier)?
A
Lymfe verzamelen
B
Lymfe zuiveren
C
Lymfe afbreken
D
Lymfe opnemen

Slide 24 - Quiz

Achmed zegt dat lymfe wordt geproduceerd in de lymfeknopen.
Cernik zegt dat het lymfevatenstelsel lymfe afgeeft aan het bloed.
Wie heeft (hebben) gelijk?
A
Alleen Achmed heeft gelijk
B
Alleen Cernik heeft gelijk
C
Achmed en Cernik hebben gelijk
D
Achmed en Cernik hebben beide geen gelijk

Slide 25 - Quiz

In welke richting stroomt de lymfe in het lymfe vat van de afbeelding?

A
De lymfe stroomt in de richting van pijl P
B
De lymfe stroomt in de richting van pijl Q
C
De stroomrichting van de lymfe is niet uit de tekening af te leiden

Slide 26 - Quiz

Aan de slag

         Afspraak formatieve toets H11.1 t/m 11.5 en stencil.   


* Bestudeer 11.5 (samenvatten met begrippen) en/of maak 11.5 online
   (achterstallig huiswerk? Maak een afspraak wanneer het af is!)

* Rond H11 af (toepassen, examentraining en test jezelf - evt. online)


Volgende les: Start H12 (Gezondheid). Bestudeer 12.1 en 12.2!


Slide 27 - Diapositive