Plein 16 les 1

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

...................oud ben jij?

1. Hoeveel
2. Hoe
3. Waar
4. Wat

...................ben je jarig?

1. Waar
2. Wat
3. Hoe
4. Wanneer

...........kleur heeft de kast?

1. Wat
2. Wie
3. Welke
4. Wanneer

Wanneer

boodschappen

jij

doe

?

4 vrienden 

Het restaurant

Elke dag

sluiten

het plein

het terras

Hoe zie je eruit?

Ik heb bruine ogen

Ik heb blauwe ogen

Ik heb een kleine neus

Ik draag een hoofddoek

Ik draag een trui

Ik draag een T-shirt

Ik ben klein

Ik ben lang

Ik heb lang haar 

Ik heb kort haar

Ik heb krullen

Ik heb steil haar 

Ik draag een bril

Deze schoenen zijn niet oud, maar . . .
Dit badpak is niet droog, maar . . . . . . . 
Deze broek is niet schoon, maar . . . . . 
Deze muts is niet te groot, maar te . . .
Deze veter is niet vast, maar . . . . . . . . . 
Deze jas is niet dik, maar . . . . . . . . . . . . .
Deze tas is niet vol, maar . . . . . . . . . . . . 
Deze zwembroek is niet nat, maar . . . 
Deze rits is niet open, maar . . . . . . . . .

Deze trui is niet warm, maar...........

1. vies
   
2. dun 
   
3. koud
   
4. nat
   
5. leeg
   
6. klein
   
7. nieuw
   
8. los
   
9. dicht
   
10. droog

Wat draag je?

Ik draag een gestreept T-shirt

Ik draag een gouden ketting

Ik draag een wijde rok

ik draag een bruine riem

ik draag een witte blouse 

in de kledingwinkel

Mag ik wat vragen? Waar kan ik de ................................vinden?

Daar hangen ze, rechts

Welke maat heeft u?

Ik heb maat 42

Welke kleur zoekt u?

Ik vind blauw mooi.

Wilt u deze even passen?

Wat moet ik aan?

het past goed                                              het jeukt

het past niet goed                                     het is stom

het is te klein

het zit niet lekker/fijn

het zit te strak

het is te groot

het is niet leuk

Marek

Ik ben 16 jaar, ik kom uit Polen

Ik heb twee broers

Ik heb bruin haar, mijn haar is kort

Ik draag een oranje trui

Ik voetbal graag

Mijn voornaam __________ Johan.

1. ben
2. is

Zij __________ Spaans.

1. bent
2. is

Jij __________ John.

1. ben
2. bent

Wie is het? Luister.

1. 
2. 
3. 
4. 

Wie is het? Luister.

1. 
2. 
3. 
4. 

Wie is het? Luister.

1. 
2. 
3. 
4. 

Wie is het? Luister.

1. 
2. 
3. 
4. 

Wie is het? Luister.

1. 
2. 
3. 
4. 

Wie is het? Luister.

1. 
2. 
3. 
4.