Unit 1 England: Listening (1)

English
hv - onderbouw 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

English
hv - onderbouw 

Slide 1 - Diapositive

Hey there!

Unit 1 England

Homework check
Video: Types of school in the UK
Words (school)
   let's read&rap
   quizlet live
Grammar
     Personal pronouns
     Possesive pronouns
Self study
   Make excersises in your book
Homework

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Lien

Slide 6 - Lien

Slide 7 - Lien

Personal pronouns
Personal pronouns zijn woorden die we gebruiken om mensen, dieren of dingen te vervangen. Ze voorkomen dat we steeds dezelfde naam of het zelfstandig naamwoord herhalen.

Slide 8 - Diapositive

De meest voorkomende personal pronouns

I = Ik
You = Jij/jullie
He = Hij (voor een jongen of man)
She = Zij (voor een meisje of vrouw)
It = Het (voor dingen of dieren)
We = Wij
They = Zij (meerdere mensen of dingen)

Slide 9 - Diapositive

Voorbeelden met verschillende personal pronouns:

  • I am going to school. (Ik ga naar school.)
  • You are my friend. (Jij bent mijn vriend.)
  • He plays football. (Hij speelt voetbal.)
  • She likes to dance. (Zij houdt van dansen.)
  • It is raining. (Het regent.)
  • We are in the classroom. (Wij zijn in de klas.)
  • They are playing outside. (Zij spelen buiten.)

Slide 10 - Diapositive

Belangrijke punten
He, She, en It gebruik je voor enkelvoud (één persoon/ding).
We en They gebruik je voor meervoud (meer dan één persoon/ding).
You kan je gebruiken voor zowel één persoon als voor meerdere mensen (jullie).

Slide 11 - Diapositive

Taalspel: Going&Standing 
  • Jullie worden in teams verdeeld.
  • Jullie krijgen een zin te zien. Bijvoorbeeld: "Sarah is dancing." De leerling die het antwoord weet mag staan en het juiste antwoord (in dit geval "she") hard zeggen.
  • Het team dat het snelst en correct antwoordt, krijgt een dubbel punt en het team met een correct antwoord krijgt een punt. Als beide teams een fout maken, krijgen ze geen punten en ga je verder met de volgende zin.

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeldzinnen voor de team battle:
  1. Tom loves pizza. → He
  2. My friends are coming over. → They
  3. The book is interesting. → It
  4. Lisa and I went to the park. → We
  5. You and John are great! → You
  6. The cat is sleeping. → It
  7. Sheila is my sister. → She
  8. Paul and George are musicians. → They
  9. The dog is barking. → It
  10. I am happy today. → I

Slide 13 - Diapositive

Possessive pronouns
Possessive pronouns zijn woorden die we gebruiken om aan te geven dat iets van iemand is. Ze geven bezit aan en zorgen ervoor dat we niet telkens een naam of zelfstandig naamwoord hoeven te herhalen. Ze zijn korter en helpen ons zinnen duidelijker en efficiënter te maken.

Slide 14 - Diapositive

Voorbeelden possesive pronouns
I---- My
You ----Your
He---- His
She ----Her
It ----Its
We ----Our
They---- Their

Slide 15 - Diapositive

Hoe gebruik je possessive pronouns?

Je gebruikt possessive pronouns in plaats van een zelfstandig naamwoord om bezit aan te geven.
Bijvoorbeeld: "This is John's book." Kun je verkorten naar: "This is his book."

Slide 16 - Diapositive

voorbeelden zinnen
  1. My  cat is very cute. (Mijn kat is heel schattig.)
  2. Is this your bag? (Is dit jouw tas?)
  3. His shoes are dirty. (Zijn schoenen zijn vies.)
  4. I like her new bike. (Ik vind haar nieuwe fiets leuk.)
  5. The dog is playing with its toy. (De hond speelt met zijn bal.)
  6. This is our classroom. (Dit is onze klas.)
  7. The kids are playing with their toys. (De kinderen spelen met hun speelgoed.)

Slide 17 - Diapositive

Match the correct pronoun to the possesive (bezittelijk) form
his
my
hers
their
your
our
its
I
you
he
she 
we
they
it

Slide 18 - Question de remorquage

Maak je eigen zinnen!
Stap 1: Schrijf 5 zinnen over jezelf.
Gebruik possessive pronouns zoals "my", "your", "his", "her", "our", of "their". Denk aan dingen die van jou zijn of van je familie/vrienden.
Voorbeelden:
"This is my backpack."
"My dog loves its toy."
"This is our classroom."
"My sister forgot her homework."
"Tom and Sarah are playing with their ball."

Slide 19 - Diapositive

Maak je eigen zinnen!
Stap 2: Werk in tweetallen.
Deel je zinnen met een klasgenoot. De klasgenoot leest de zinnen en controleert of de possessive pronouns correct zijn gebruikt. Zo kunnen jullie elkaar helpen verbeteren.

Slide 20 - Diapositive

Self study
Open your book >Unit 1. 2: Listening >Make: 3, 4, 7, 8 and 12. 
Done? Then go study the words!

This is your homework!
timer
20:00

Slide 21 - Diapositive