EHBO-Reanimatie

Toetsje
EHBO-Reanimatie
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3,4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Toetsje
EHBO-Reanimatie

Slide 1 - Diapositive

Kan je altijd met een mobiel 112 bellen?
A
Nee ik moet beltegoed hebben
B
Nee ik moet beltegoed en een simkaart hebben
C
Nee ik moet een simkaart hebben
D
Ja ik kan altijd 112 bellen (met Batterij)

Slide 2 - Quiz

Wanneer bel je 112?
A
Als iemand een gebroken bovenarm heeft
B
Bij acuut levensgevaar
C
Als iemand in de greppel ligt
D
Iemand heeft een hoestbui

Slide 3 - Quiz

Er is een ongeluk gebeurt met een auto, de airbags zijn niet open gegaan. Wat is goed?
A
Pas op , de airbags kunnen nog open gaan
B
De airbags kunnen nu niet meer open gaan

Slide 4 - Quiz

Een man valt van de ladder en ligt met pijn en bloed op de grond. De ladder dreigt te vallen Wat doe je eerst?
A
112 bellen
B
De ladder pakken en veilig wegzetten
C
Het bloed wegvegen
D
De man laten zitten op een stoel

Slide 5 - Quiz

Een man is gevallen en ligt op zijn buik en beweegt niet. Zijn hoofd en arm zijn gewond, wat doe je als eerste?
A
is hij bewusteloos ?, reageert hij op jou?
B
Je draait de man op de rug
C
Je verzorgt zijn arm en hoofd
D
Je legt je jas onder zijn hoofd

Slide 6 - Quiz

Iemand heeft last van een flauwte, waarom laat je deze persoon liggen of zitten?
A
Anders wordt het slachtoffer snel moe
B
Het slachtoffer kan zo uitrusten
C
Vanwege het gevaar van flauwvallen
D
Dan kun je de wond sneller vinden

Slide 7 - Quiz

Mag iemand met een shock water drinken?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Welk kenmerk past niet bij iemand met een shock?
A
Dorstig
B
Verward
C
witte gelaatskleur
D
blauwe gelaatskleur

Slide 9 - Quiz

Je ziet iemand flauwvallen, wat doe je?
A
Je rent weg
B
Je legt de persoon op zijn/haar zij
C
bij ademhaling leg je de persoon op de zij
D
bij ademhaling reanimeren

Slide 10 - Quiz

Hoe noem je het als iemand op de zij ligt?
A
Stabiele zijligging
B
Zijwaartse ligging
C
Stabiele grondligging
D
Stabiele ligging

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?
A
Ademhaling en bewustzijn check
B
Veiligheid, bewustzijn , ademhaling check
C
Bewustzijn check, ademhaling check
D
Veiligheid, ademhaling bewustzijn check

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Welke EHBO techniek werd in het vorige plaatje toegepast?
A
Handgreep van Zach
B
Heimlich greep
C
Rautek greep
D
Stabiele zijligging

Slide 14 - Quiz

Waarom leg je het hoofd iets omhoog en naar achter bij de stabiele zijligging?
A
Dat ligt gewoon lekkerder
B
Dan kan hij beter kijken
C
Dan kun je makkelijker braken
D
Zo hou je beter de ademhaling in de gaten

Slide 15 - Quiz

Jan verslikt zich in een nootje. Ophoesten lukt niet hoesten, Wat moet zijn vriend nu doen?
A
112 bellen
B
5 stoten op de rug geven
C
5 buikstoten geven
D
water laten drinken

Slide 16 - Quiz

Wanneer laat je iemand niet de neus snuiten bij een bloedneus?
A
Bij een spontane bloedneus
B
Wanneer een bloedneus ontstaat door neuspeuteren
C
Wanneer het ontstaat door een val of trauma

Slide 17 - Quiz

Je kleine nichtje heeft bleekmiddel gedronken, moet je haar laten braken
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Wat doe je bij een slagaderlijke bloeding?
A
Verbinden met een gaasje
B
Pleister erop plakken
C
Dicht drukken
D
Dicht drukken en 112 bellen

Slide 19 - Quiz

Er zit veel viezigheid in een snijwond, wat doe je als eerste?
A
steriel gaasje en drukverband
B
Met hechtstrips de wond dichten
C
Spoel de wond goed schoon
D
De wond verbinden met drukverband

Slide 20 - Quiz

Iemand heeft een 2e graads brandwond, wat hoort niet b ij de 1e hulp?
A
Koelen met lauw stromend water
B
Het slachtoffer geruststellen
C
Een dikke laag koele brandzalf er op smeren
D
na het koelen verbinden met metaline gaas

Slide 21 - Quiz

Hoe behandel je een verstuikte enkel?
A
In zwachtelen
B
Gips
C
Goede schoenen dragen
D
Niks

Slide 22 - Quiz

Wat moet je niet doen als een voet misschien gekneusd of gebroken is?
A
Als hulpverlener de voet van het slachtoffer bewegen
B
Koelen met ijs met een doek ertussen
C
De schoen aan de voet laten zitten
D
Zelf laten proberen de voet te bewegen

Slide 23 - Quiz

Is het geven van mond op mond beademing noodzakelijk bij reanimatie?
A
Ja
B
Nee
C
Nooit
D
Niet altijd wel bij een drenkeling of een kind

Slide 24 - Quiz

Wanneer geef je geen mond op mond beademing?
A
Als iemand een wondje heeft aan zijn mond
B
Als er bloed uit de mond komt
C
Als ik het niet prettig vind
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 25 - Quiz

Bij reanimatie geef je:
A
30 borstcompressies en 5 beademingen
B
30 borstcompressies en 2 beademingen
C
Alleen borstcompressies
D
25 borstcompressien en 5 beademingen

Slide 26 - Quiz