2023 2024 Nederlands 2 mavo Spelling werkwoorden herhaling (NN)

Herhaling
Spelling werkwoorden
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling
Spelling werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een sterk en een zwak werkwoord?

Slide 2 - Question ouverte

Welk werkwoord is een sterk werkwoord?
A
Lachen
B
Lopen
C
Bereiden
D
Beantwoorden

Slide 3 - Quiz

Leg uit waarom het woord 'geloofde' een uitgang op -de heeft.

Slide 4 - Question ouverte

Wat is de stam van het werkwoord 'beloven'?
A
beloof
B
beloov
C
belov
D
beloven

Slide 5 - Quiz

De stam is hetzelfde als de ik-vorm
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Schrijf de juiste vorm van de werkwoorden op (tt).


Slide 7 - Diapositive

1 Ilonka (hebben) zich uitgebreid in Gambia (verdiepen) voor haar vakantie.

Slide 8 - Question ouverte

2 Deze zonnebrandcrème met factor 25 (beschermen) mijn huid goed in de zon.

Slide 9 - Question ouverte

3 Op het strand van Scheveningen (vinden) je de mooiste schelpen.

Slide 10 - Question ouverte

4 Ons vliegtuig (landen) om 8 uur ’s ochtends op het vliegveld van Mallorca.

Slide 11 - Question ouverte

5 Aan het eind van de avond (worden) het kampvuur (doven) .

Slide 12 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van de werkwoorden in...(vt)

Slide 13 - Diapositive

1 De overtocht naar Ameland (kosten) 15 euro.

Slide 14 - Question ouverte

2 Omar en Bas (genieten) van de vakantie in Denemarken.

Slide 15 - Question ouverte

3 Had jij de vliegtickets gisteren al (bestellen)?

Slide 16 - Question ouverte

4 De groep toeristen (worden) (verrassen) door het onweer.

Slide 17 - Question ouverte

5 Volgens mij (geloven) de douanier ons niet.

Slide 18 - Question ouverte

Vul de juiste werkwoordsvormen in (tt).

Slide 19 - Diapositive

1 Jonathan is ergens naartoe (reizen), maar je (raden) nooit waarnaartoe.

Slide 20 - Question ouverte

2 Stefan (toeleven) naar de vakantieweek met de scoutinggroep, want hij (houden) van kamperen.

Slide 21 - Question ouverte

3 ’s Zomers (worden) ik vroeg wakker, doordat de zon in mijn kamer (schijnen).

Slide 22 - Question ouverte

4 Mijn zus (verlangen) het hele jaar naar de zomer en dat (vinden) ik begrijpelijk.

Slide 23 - Question ouverte

5 Izolda (willen) wachten, totdat de reisleider al haar vragen (beantwoorden).

Slide 24 - Question ouverte

6 Komende zomer (verhuren) mijn vader ons huis via Airbnb, hoewel de buurman dat heeft (afraden).

Slide 25 - Question ouverte

Vul de juiste werkwoordsvormen in (vt).

Slide 26 - Diapositive

1 Ik (vinden) Mila’s vakantieblog leuk, omdat ze het elke dag (bijhouden).

Slide 27 - Question ouverte

2 Helmut (graven) een kuil in het strand, terwijl Kirsten hem (toejuichen).

Slide 28 - Question ouverte

3 Terwijl wij , (pootjebaaden), (staan) Silvano en Bashar in de rij voor een patatje.

Slide 29 - Question ouverte

4 Nicha (bestellen) bananenijs, nadat ze bijna alle smaken had (proeven).

Slide 30 - Question ouverte

5 Opa (zweten) enorm, nadat hij de berg op was (wandelen) in de hitte.

Slide 31 - Question ouverte

6 Voordat hij zijn rijbewijs had (halen), (reizen) mijn oom altijd met de trein.

Slide 32 - Question ouverte

Bijvoeglijk naamwoorden
Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in.

Slide 33 - Diapositive

1 Volgens de Consumentenbond is deze tent de beste van alle (testen) tenten.

Slide 34 - Question ouverte

2 (Meebrengen) etenswaren mogen in het restaurant niet worden opgegeten.

Slide 35 - Question ouverte

3 De (begroten) kosten voor de treinreis zijn ongeveer honderd euro.

Slide 36 - Question ouverte

4 Melvin had zin in een (gebraden) kip met (fruiten) uitjes.

Slide 37 - Question ouverte

5 In de verte zagen wij de mooi (verlichten) brug al liggen.

Slide 38 - Question ouverte

6 De bouwvakkers stonden met (ontbloten) bovenlijven te metselen.

Slide 39 - Question ouverte

Vul de juiste werkwoordsvorm in.

Slide 40 - Diapositive

1 (Schuilen) voor de regenbui (genieten) we van een kop tomatensoep.

Slide 41 - Question ouverte

2 De café-eigenaar heeft zijn openingstijden (verruimen), sinds hij zijn terras (verwarmen) met een gasbrander.

Slide 42 - Question ouverte

3 In de krant (staan) dat de (ontvluchten) dief is opgepakt.

Slide 43 - Question ouverte

4 Django (beweren) dat de zee vlakbij is, maar Rascha (geloven) hem niet.

Slide 44 - Question ouverte

5 Als je van fietsen (houden), dan (vinden) je zo’n begeleide mountainbiketocht misschien ook leuk.

Slide 45 - Question ouverte

6 De reisgids (vermelden) vijf sterren bij dit hotel en dat heeft me niet (verbazen).

Slide 46 - Question ouverte