Oogaandoeningen

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
ApothekersassistenteMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

We gaan het deze les hebben over oogaandoeningen. Welke aandoening komt als eerste in je op als je hier aan denkt?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Oog irritatie/droge ogen gaat vaak vanzelf over. Waar of niet waar?
Waar
Niet waar

Slide 7 - Sondage

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Wat is het nadeel van cromoglicinezuur oogdruppels?
A
Cromoglicinezuur moet mee begonnen worden voordat de allergische klachten optreden
B
Cromoglicinezuur is een erg pijnlijke oogdruppel
C
Cromoglicinezuur moet minimaal zes maal per dag worden gebruikt voor een optimaal resultaat
D
Cromoglicinezuur moet altijd via een recept van oogarts

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Welk geneesmiddel wordt het vaakst voorgeschreven bij een bacteriële ooginfectie
A
Vidisic oogdruppels
B
Chlooramfenicol oogzalf
C
Dexametason oogdruppels
D
Aciclovir oogzalf

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Waarom schrijft de arts een rolletje leukosilk (tape) voor?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

De naam zegt het al een beetje, maar wat zou er aan de hand kunnen zijn bij lasogen?

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

De volgende oog aandoening die we bespreken is een lui oog. Iemand al een idee hoe dit behandeld wordt?

Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Minims zijn ook oogdruppels maar wat is het verschil tussen een 'gewone' oogdruppel en een minim?
A
Minims zijn makkelijker in gebruik omdat de verpakking na 1 keer gebruik weg gegooid mag worden
B
'Gewone' oogdruppels bevatten geen conserveermiddel. Minims wel
C
Minims bevatten geen conserveemiddel. 'Gewone' oogdruppels wel
D
Er zit geen verschil in. Ze hebben alleen een andere naam

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Wat zou je vertellen tijdens een eerste uitgifte gesprek van een oogdruppel?

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo

Wat heb je geleerd? 
  • Tijdens deze les hebben we de meest voorkomende oogaandoeningen + de bijbehorende medicatie besproken
  • In de laatste twee dia's staan de geneesmiddelen nog een keertje samen gevat
  • Maar voordat we daar naar toe gaan, komen er nog een paar vragen over de onderwerpen van deze les

Slide 36 - Diapositive

Wanneer worden oogdruppels met een pupilverwijder gebruikt?
A
Voor de behandeling van een lui oog en voor de behandeling van glaucoom
B
Voor behandeling van glaucoom en voor een oog onderzoek
C
Tegen de pijn bij lasogen en bij een oogontsteking
D
Voor de behandeling van een lui oog en voor een oog onderzoek

Slide 37 - Quiz

Wat is er aan de hand bij glaucoom?
A
Het oog is allergisch voor een conserveermiddel
B
Er is sprake van een verhoogde oogboldruk
C
Er is sprake van een chronisch oogontsteking
D
Er is sprake van een verlaagde oogboldruk

Slide 38 - Quiz

Waarvoor worden oogdruppels met een verdovende stof gebruikt?

Slide 39 - Question ouverte

Wat is de functie van kunsttranen?
A
Bevochtigen het oog maar er kan daardoor wel oogirritatie ontstaan
B
Zorgen ervoor dat het oog meer tranen aan gaat maken
C
Voorkomen dat het oog gaat ontsteken
D
Bevochtigen het oog en verminderen oogirritatie

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive