H3 Grammatica Woordsoorten

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
- Telefoon opbergen
- Leesboek pakken en 10 minuten lezen
- Theorie Nieuw Nederlands 
- Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

H3 Grammatica Woordsoorten

vanaf blz. 94


Zelfstandig werkwoord (zww)
Hulpwerkwoord (hww)
Koppelwerkwoord (kww)




Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen:
  • Ik kan de volgende werkwoorden   herkennen en benoemen
  • - zww 
  • - hww 
  • - kww 

Slide 5 - Diapositive

Theorie blz. 94
  • we lezen samen de theorie op blz. 94

  • daarna maken we samen de Startopdracht 

Slide 6 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord
Het wg geeft aan wat iets of iemand doet of wat er gebeurt met het ow.
Als er in een zin met een wg maar één werkwoord staat, dan is dat een zelfstandig werkwoord.

VB: Zijn oma kampeert nog elke zomer. 


Slide 7 - Diapositive

Hulpwerkwoord
Als een enkelvoudige zin met een wg meer werkwoorden heeft, staat het zww meestal achteraan in de zin.
De andere werkwoorden (ook de pv), zijn dan hulpwerkwoord.

VB: Stan en Jim zouden graag kunnen breakdancen. 


Slide 8 - Diapositive

Koppelwerkwoord
 Het ng geeft aan wat het onderwerp is of wordt.

Een ng heeft in een enkelvoudige zin altijd één koppelwerkwoord. Als een ng dus maar één werkwoord heeft, dan is dat het koppelwerkwoord.

VB: Jay is bang. 


Slide 9 - Diapositive

Koppelwerkwoord / Hulpwerkwoord
Als een enkelvoudige zin met een ng meer werkwoorden heeft, staat het koppelwerkwoord meestal achteraan in de zin.
De andere werkwoorden, ook de pv zijn dan hulpwerkwoord.

VB: Het eten is inmiddels koud geworden


Slide 10 - Diapositive

Test jezelf
Je krijgt twee zinnen te zien. 
Bepaal eerst of het een ng of wg is en bedenk dan wat voor soort werkwoord het is. 

Slide 11 - Diapositive

Zij zou naar school komen.
werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?
A
werkwoordelijk
B
naamwoordelijk

Slide 12 - Quiz

Zij zou naar school komen.
komen =
A
zww
B
hww
C
kww

Slide 13 - Quiz

Zij zou naar school komen.
zou =
A
zww
B
hww
C
kww

Slide 14 - Quiz

Willem is jarig geweest.
werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?
A
werkwoordelijk
B
naamwoordelijk

Slide 15 - Quiz

Willem is jarig geweest.
is = ?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 16 - Quiz

Willem is jarig geweest.
geweest = ?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste woordsoort
Je krijgt telkens een zin te zien. 
Wat is de woordsoort van het aangegeven werkwoord?

Slide 18 - Diapositive

Op Instagram staat een rare foto.
staat =
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 19 - Quiz

Zij zou naar school komen vandaag.
zou=
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 20 - Quiz

Parijs is een prachtige stad.

is=
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 21 - Quiz

Mijn oma heeft de lekkerste appeltaart gebakken.
gebakken=
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 22 - Quiz

Later wil mijn broer tandarts worden.

worden=
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 23 - Quiz

Mijn hond is de hele dag lief geweest.

geweest =
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 24 - Quiz

Zij zou naar school komen vandaag.

zou =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 25 - Quiz

Hij wordt een aardige docent.

wordt=
A
kww
B
hww
C
zww

Slide 26 - Quiz

Mijn ouders zijn heel aardig geweest.

zijn =
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 27 - Quiz

Aan de slag 
 Maak opdracht 
1 - 2 - 3  en 5
Klaar ? 
Dan ga je trainen
Grammatica Woordsoorten en/of
Woordenschat

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive