Proeftoets H3 water





Proeftoets H3: Water
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon





Proeftoets H3: Water

Slide 1 - Diapositive


Klaar om te beginnen?

Deze proeftoets bestaat uit 21 vragen. 

Slide 2 - Diapositive

Welke uitspraak over kristallen is onjuist?
A
Kristallen kunnen groot en microscopische klein zijn.
B
Kristallen zijn altijd 6-hoekig van structuur.
C
De meeste stoffen vormen kristallen in vaste vorm.
D
water kristallen zijn ieder uniek van vorm.

Slide 3 - Quiz

In de ochtend zie je vaak dauw op het gras. In welke fase is het water bij dauw?
A
condenseren
B
waterdamp
C
ijs
D
vloeibaar

Slide 4 - Quiz

Na welke faseovergang is dauw ontstaan?
A
condenseren
B
smelten
C
rijpen
D
bevriezen

Slide 5 - Quiz

Wie heeft gelijk?
Peter zegt: om kleding te drogen heb je altijd warmte nodig.
Nick zegt: kleding drogen kan je ook buiten doen wanneer het vriest.
A
Beiden juist
B
Peter heeft gelijk
C
Nick heeft gelijk
D
Beiden onjuist

Slide 6 - Quiz

Een vloeistof thermometer is gevuld met een vloeistof. Welke is hiervoor het beste geschikt?
A
ether
B
alcohol
C
water
D
kwik

Slide 7 - Quiz

Een thermometer heeft geen schaalverdeling. Hoe zou je zelf twee ijkpunten kunnen maken?

Slide 8 - Question ouverte

In welke fasen komt water voor?

Slide 9 - Question ouverte

Een thermometer heeft nog geen schaalverdeling, maar het nul-punt en 100-punt zijn bekend. Hoe maak je een juiste schaalverdeling?

Slide 10 - Question ouverte

Als je ademt tegen een koude ruit, dan zie je...
A
condens
B
Waterdamp
C
Ijs
D
niets

Slide 11 - Quiz

Vloeibaar kaarsvet dat langs een kaars naar beneden rolt gaat van de vloeibare fase over naar de vaste fase. Hoe heet deze vaste fase?

Slide 12 - Question ouverte

Na een regenbui verdwijnt het water weer vanzelf. Hoe komt dat?
A
Al het water zal het riool in lopen.
B
Het water loopt het riool en de grond in. Verder verdampt er ook een deel.
C
Al het water zal verdampen.
D
Al het water loopt de grond in.

Slide 13 - Quiz

In de tabel staan 3 kolommen. In de middelste kolom staat "smeltpunt'. Welk woord zou daar bij kunnen staan?
A
Vriespunt
B
Rijppunt
C
Kookpunt
D
Brandpunt

Slide 14 - Quiz

Water bevriest en smelt bij dezelfde temperatuur?
A
Onjuist
B
Juist

Slide 15 - Quiz

Waarom zie je bij een pan kokend water zoveel bellen?

Slide 16 - Question ouverte

stof smeltpunt (°C) kookpunt (°C) Welke stof is vloeibaar bij 2483 °C?
aceton. –95 56
alcohol –114 78
aluminium 660 2467
brons 1007 2570
butaan –138 –0,5
ether –116 35
glycerol 20 290
goud 1064 2860
ijzer 1559 2800
kwik –39 357
lood 328 1740
propaan –188 –42
stikstof –210 –196
terpentine –10 180
water 0 100
zuurstof –219 –183

Slide 17 - Question ouverte

stof smeltpunt (°C) kookpunt (°C) Welke stof is vloeibaar bij 2483 °C?
aceton. –95 56
alcohol –114 78
aluminium 660 2467
brons 1007 2570
butaan –138 –0,5
A
aluminium
B
brons
C
alcohol
D
butaan

Slide 18 - Quiz

stof smeltpunt (°C) kookpunt (°C) Welke stof(en) is nog vloeibaar bij 2499 °C?? LEG UIT!
aceton. –95 56
alcohol –114 78
aluminium 660 2467
brons 1007 2570
butaan –138 –0,5
ether –116 35
glycerol 20 290
goud 1064 2860
ijzer 1559 2800
kwik –39 357
lood 328 1740
propaan –188 –42
stikstof –210 –196
terpentine –10 180
water 0 100
zuurstof –219 –183

Slide 19 - Question ouverte

stof smeltpunt (°C) kookpunt (°C) Welke stof is vast bij -135°C , vloeibaar bij 60 °C
aceton. –95 56 en gasvormig bij 1000°C.
alcohol –114 78
aluminium 660 2467
brons 1007 2570
butaan –138 –0,5
ether –116 35
A
aceton
B
butaan
C
alcohol
D
ether

Slide 20 - Quiz

Leg uit welk effect heeft zout op het bevriezen van water?

Slide 21 - Question ouverte

welke drie onderdelen heeft een thermometer?

Slide 22 - Question ouverte

Nadine en Kristen koken allebei 200 g rijst in water op een fornuis. Als het water begint te koken, zet Nadine de temperatuur lager. Het water kookt dan zachtjes verder. Kristen zet de temperatuur niet lager. Het water kookt heftig.
VRAAG: Bij wie is het rijst koken het eerste gaar?
A
Bij Nadine
B
Bij Kirsten
C
Het is tegelijk gaar
D
Het wordt nooit gaar

Slide 23 - Quiz

Twee thermometers zijn verschillend gevuld met een andere vloeistof.
1. met alcohol, bevriest bij -114°C.
2. met Kwik, bevriest bij -39°C VRAAG: In Lapland is het in november gemiddeld -35°C.
In Nederland gemiddeld 10°C.
A. Kan je de Kwik thermometer gebruiken in Lapland?
B. Welke thermometer kan je het beste gebruiken in Nederland?

Slide 24 - Question ouverte