Hoofdletters en leestekens H1

Hoofdletters en leestekens
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
1. Je kunt hoofdletters in zinnen op de juiste manier gebruiken.
2. Je kunt hoofdletters bij namen op de juiste manier gebruiken.
3. Je kunt punten, uitroeptekens en vraagtekens op de juiste              manier gebruiken.
4. Je kunt komma's op de juiste manier gebruiken.


Slide 2 - Diapositive

Waarom? 
Hoofdletters en leestekens maken een tekst beter leesbaar. 

als je zonder hoofdletters en leestekens een tekstje schrijft merk je al snel dat je gedachten afdwalen omdat de tekst maar door blijft gaan in je hoofd zonder rust dat is niet fijn want daardoor weet je ook minder goed wat er staat ben jij goed in het gebruiken van leestekens en hoofdletters of vind je dit ook nog lastig hoe komt dat deden jullie op de basisschool wel voldoende met spelling

Slide 3 - Diapositive

Waarom? 
Hoofdletters en leestekens maken een tekst beter leesbaar. 

Als je zonder hoofdletters en leestekens een tekstje schrijft, merk je al snel dat je gedachten afdwalen, omdat de tekst maar door blijft gaan in je hoofd zonder rust. Dat is niet fijn, want daardoor weet je ook minder goed wat er staat. Ben jij goed in het gebruiken van leestekens en hoofdletters of vind je dit ook nog lastig? Hoe komt dat? Deden jullie op de basisschool wel voldoende met spelling?

Slide 4 - Diapositive

Groep 1 gaat aan het werk:
Op bladzijde 244 staat de theorie uitgelegd. Jullie gaan hierover een PowerPointpresentatie maken. Aan het einde van de les geven jullie een presentatie voor de klas.

Slide 5 - Diapositive

Wanneer een hoofdletter
1. Aan het begin van een zin: 
Heb jij ook al zin in de herfstvakantie?

2. Bij namen: Piet, Varendonck, Nederland, Europa.
Lynn van der Bragt, L. van der Bragt, mevrouw Van der Bragt.

3. Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: 
Europeaan, Rotterdammer, het schoolvak Engels.

4. Titels van boeken en series:  De Hongerspelen - Goede Tijden, Slechte Tijden

Slide 6 - Diapositive

Geen hoofdletter 

  1.  Namen van dagen
  2.  Namen van maanden
  3.  Namen van seizoenen
  4.  Namen van windstreken noord- oost - zuid- west
  5.  Afleidingen van feestdagen - kerstdiner - kerstviering- paasbrunch

Slide 7 - Diapositive

Leestekens (interpunctie)
Elke zin eindigt met een punt, vraagteken of uitroepteken:
1. Een punt komt na  mededelende zin: 
Vandaag is het weer maandag.
2. Een vraagteken zet je na een vraag: 
Wat is jouw favoriete dag van de week?

3. Een uitroepteken gebruik je om een zin extra nadruk te geven: 
Pas op voor die auto! 

Slide 8 - Diapositive

De komma 
1. De komma gebruik je tussen twee persoonsvormen in:
Als ik naar school fiets, geniet ik altijd van de mooie omgeving.
2. De komma plaats je ook voor voegwoorden, zoals als, doordat, maar, nadat, zodat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra enzovoorts...
Ik fiets vaak naar school, maar soms pak ik ook wel de auto. 
Als het morgen mooi weer is, gaan we naar het strand.
3. De komma plaats je bij opsommingen:
De Benelux bestaat uit België, Nederland en Luxemburg.



Slide 9 - Diapositive

Geen komma 


Uitzondering: "en" en "of"
Ik fiets vaak naar school en ik geniet dan van de mooie omgeving. 

Wil je fris, koffie of thee?

Slide 10 - Diapositive

Groep 2 gaat aan het werk:
Jullie gaan in tweetallen een samenvatting maken van de theorie op bladzijde 244. Lees de theorie door en schrijf om de beurt een regel over de hoofdletters en leestekens. Als de één schrijft, controleert de ander of het klopt en bedenkt de ander alvast een nieuwe regel.

Groep 3: log in in de LessonUp

Slide 11 - Diapositive

Welk woord krijgt een hoofdletter?
A
noorden
B
walvisstraat
C
kerstvakantie
D
hockey

Slide 12 - Quiz

Zijn de hoofdletters juist geplaatst?

Veel mensen rijden richting het Oosten van Holland.
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Zijn de hoofdletters en leestekens juist geplaatst?

De coach riep naar de spits: "Jij neemt de penalty!"
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

een jongen uit duitsland heeft afgelopen dinsdag de audi van zijn moeder in de prak gereden

Slide 15 - Question ouverte

Welke bewering is waar?
A
Als een zin begint met een getal krijgt het woord dat volgt een kleine letter.
B
Je gebruikt aanhalingstekens bij het weergeven van gedachten.
C
Je gebruikt een kleine letter bij namen van bergen en rivieren.
D
Je gebruikt een kleine letter bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.

Slide 16 - Quiz

Wat is juist?
A
Kerstboom
B
kerstboom

Slide 17 - Quiz

Wat is juist?
A
woensdag
B
Woensdag

Slide 18 - Quiz

Wat is juist?
A
meneer S. Van der Zee
B
meneer S. Van Der Zee
C
meneer S. van der Zee
D
meneer S. van der zee

Slide 19 - Quiz

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

ik blijf vandaag thuis omdat ik ziek ben

Slide 20 - Question ouverte

Juist of onjuist:
Pieter Van Duinrade
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Wat is juist?
A
café Zeezicht
B
café zeezicht

Slide 22 - Quiz

Je kunt nu zelf aan het werk:
maak bladzijde 244 & 245
timer
13:00

Slide 23 - Diapositive