KEUZEVOORZETSEL UITLEG

Naamvallen
Keuzevoorzetsels
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-4

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Naamvallen
Keuzevoorzetsels

Slide 1 - Diapositive


KEUZEVOORZETSELS

Weet je nog?
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, außer, gegenüber, entgegen
(hierna komt altijd de 3e naamval (Dativ)

durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang
(hierna komt altijd de 4e naamval (Akkusativ)

Slide 2 - Diapositive

an
 auf
hinter
neben
in
unter
über
 vor
zwischen

aan
op
achter
naast
in/naar
onder
over/boven
voor
tussen

Slide 3 - Diapositive

Ich fahre mit d.. Zug (m)
A
der
B
das
C
dem
D
die

Slide 4 - Quiz

Er kommt aus d.. Wohnung (v).
A
der
B
die
C
das
D
dem

Slide 5 - Quiz

Meine Schwester ist bei d..... Zahnarzt(m).
A
der
B
dem
C
die
D
das

Slide 6 - Quiz

Er geht durch .......... Zimmer (o)
A
einen
B
ein
C
eines
D
eine

Slide 7 - Quiz

Die Blume ist für ............ Opa.
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 8 - Quiz

Ohne ........... Vater werde ich es nicht tun.
A
mein
B
meiner
C
meinen
D
meine

Slide 9 - Quiz

Keuzevoorzetsels


Jullie weten dat er voorzetsels zijn die een derde naamval krijgen en voorzetsel met een vierde naamval. We gaan hier nog een groep aan toevoegen.
 
Kijk eerst het instructiefilmpje op de volgende slide

Slide 10 - Diapositive

0

Slide 11 - Vidéo


Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

DATIV (3e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                                                       wann? (=wanneer)


ERGENS ZIJN

Slide 14 - Diapositive

voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV

Er steht vor der Tür.

Slide 15 - Diapositive

Akkusativ (4e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)


ERGENS KOMEN

Slide 16 - Diapositive

voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ

Er springt in das Wasser.

Slide 17 - Diapositive

7/2 regel
Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord?
7=an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval
2= auf, über--> 4e naamval

Ich warte auf meine Mutter.
Der Vater ist stolz auf seinen Sohn.
Er weiß sehr viel über mich. 
 

Slide 18 - Diapositive

Hoeveel keuzevoorzetsels kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 19 - Quiz

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 20 - Quiz

Welke vraag stel je om een derde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wann?
D
Wovon?

Slide 21 - Quiz

Dieser Satz ist richtig!!!
Dieser Satz ist leider falsch
Wir müssen über deinem Bruder sprechen!
Der Ball rollt unter das Auto
Die Kreditkarte liegt im Hotelzimmer
Ich wohne über dem Geschäft 
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch 
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch

Slide 22 - Question de remorquage

Vul in.

Das Auto steht vor d...….Garage (v)

Slide 23 - Question ouverte

Vul in.

Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 24 - Question ouverte

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 25 - Quiz

Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 26 - Quiz

Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der

Slide 27 - Quiz

Es fällt hinter dein... Stuhl(m).
A
deinem
B
deinen

Slide 28 - Quiz

Er spricht nicht über sein... Schüler(mv).
A
seine
B
seinen

Slide 29 - Quiz

Das Buch ist hinter d.. Schrank (m) gefallen.

Slide 30 - Question ouverte

Der Hund legte sich unter d.. Stuhl (m).

Slide 31 - Question ouverte

Der Torwart stand zu weit vor sein.. Tor (o).

Slide 32 - Question ouverte

Der Vater wartet auf d.. Ankunft (v) des Zuges.

Slide 33 - Question ouverte

Die Schüler sprechen über d.. neue Deutschlehrerin (v).

Slide 34 - Question ouverte

Ich fürchte mich vor eur.. Hund (m).

Slide 35 - Question ouverte

Sie kann nicht auf dein.. Vorschlag (m) eingehen.

Slide 36 - Question ouverte

Slide 37 - Lien

Slide 38 - Lien

Slide 39 - Lien

Keuzevoorzetsels
Sommige voorzetsels hebben in het Duits een vaste naamval.

Andere kunnen zowel vast een 4e als een 3e naamval krijgen.

Gelukkig is hier een makkelijk ezelsbruggetje voor!

Slide 40 - Diapositive

Een auto met vier wielen rijdt

Een auto met drie wielen staat stil

Beweging is 4e naamval
Bevinden is 3e naamval.

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Lien