3.1 Hoe betaal je?

Welkom klas 3
Hoofdstuk 3 De bank en jouw geld 
3.1 Hoe betaal je? 
Deel 1 
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Welkom klas 3
Hoofdstuk 3 De bank en jouw geld 
3.1 Hoe betaal je? 
Deel 1 

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil. 
  • Je kunt de geldfuncties noemen en er voorbeelden bij geven. 
  • Je kunt het verschil tussen chartaal en giraal geld uitleggen. 
  • Je kunt drie manieren van giraal betalen noemen. 
  • Je kunt met een berekening het saldo op je bankrekening checken. 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Directe ruil
Je ruilt goederen en diensten voor andere goederen of diensten.

Slide 4 - Diapositive

Indirecte ruil
Je ruilt goederen en diensten voor geld.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Geldfuncties
  1. Ruilmiddel
  2. Rekenmiddel
  3. Spaarmiddel
Geldfuncties
Ruilmiddel
je koopt iets
Spaarmiddel
Geld bewaren om later uit te geven
Rekenmiddel
Om de waarde van iets in geld uit te drukken

Slide 7 - Diapositive

Soorten geld
Geld op de bank waar je via je pinpas mee kunt betalen. Dus niet je geld op een spaarrekening.
(Giraal)
Munten & bankbiljetten

(Chartaal)

Slide 8 - Diapositive

Giraal geld
Als je geld opneemt bij een geldautomaat...
- hoeveelheid giraal geld daalt
- hoeveelheid chartaal geld stijgt


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Welk voorbeeld is GEEN voorbeeld van directe ruil
A
banaan voor een pen
B
banaan voor geld
C
pen voor een appel
D
appel voor een banaan

Slide 12 - Quiz

Wat is een voorbeeld van chartaal geld?
A
creditcard
B
bankpas
C
biljetten
D
pinpas

Slide 13 - Quiz

Het kopen van een spijkerbroek bij de H&M is ...
A
directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 14 - Quiz

Welke 3 geldfuncties ken je?

Slide 15 - Question ouverte

Als geld wordt gebruikt om de waarde van goederen en diensten aan te geven dan is het?
A
een betaalmiddel
B
giraal geld
C
een rekenmiddel
D
chartaal geld

Slide 16 - Quiz

Wat is chartaal geld?
A
munten
B
bankbiljetten
C
munten en bankbiljetten
D
giraal geld

Slide 17 - Quiz

Wat is een ander woord voor contant geld?
A
giraal geld
B
chartaal geld

Slide 18 - Quiz

Sleep onderstaande situaties naar het juist begrip.
Chartaal geld
Giraal geld
Betalen met euromunten
Geld overmaken
Contactloos betalen
Betalen met creditcard

Slide 19 - Question de remorquage

Oud saldo €75. Oma maakt € 10 naar jou over. Je koopt broodjes (€ 5) en pennen (€ 3). Wat is het nieuwe saldo?

Slide 20 - Question ouverte

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 21 - Carte mentale

Maken 
  • Opdracht 1 t/m 8
  • Vanaf bladzijde 70

Slide 22 - Diapositive