Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
grammatica onderdelen klas 4
grammatica onderdelen klas 4
1 / 35
suivant
Slide 1:
Diapositive
Cette leçon contient
35 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
grammatica onderdelen klas 4
Slide 1 - Diapositive
Vertaal en zet in de verleden tijd:
ik hoorde
timer
0:40
Slide 2 - Question ouverte
Vertaal en zet in de verleden tijd:
het meisje reisde
timer
0:40
Slide 3 - Question ouverte
Vertaal en zet in de verleden tijd:
wij mochten (ww: d.....)
timer
0:40
Slide 4 - Question ouverte
Vertaal en zet in de verleden tijd:
u wist niet dat
timer
0:40
Slide 5 - Question ouverte
Vertaal en zet in de verleden tijd:
hij danste met het meisje
timer
1:00
Slide 6 - Question ouverte
Stappenplan:
[1] zoek de stam (hele werkwoord -en)
[2] om wie gaat het in de zin?
[3] zet de juiste uitgang achter de stam
Zwakke werkwoorden in de verleden tijd
Geldt voor reguliere zwakke ww's
en
ww's met een stam op -s, -ss -ß of -z
en
modale ww's in VL.
Ww's met -d of -t:
-e voor de uitgang in VL.
Uitgangen:
ich
mach
+
te
du
mach
+
test
er/sie/es
mach
+
te
wir
mach
+
ten
ihr
mach
+
tet
sie/Sie
mach
+
ten
Uitgangen:
ich
tanz
+
te
du
tanz
+
test
er/sie/es
tanz
+
te
wir
tanz
+
ten
ihr
tanz
+
tet
sie/Sie
tanz
+
ten
Slide 7 - Diapositive
Zwakke werkwoorden in de verleden tijd
Uitgangen:
ich
stam
+
e
te
du
stam
+
e
test
er/sie/es
stam
+
e
te
wir
stam
+
e
ten
ihr
stam
+
e
tet
sie/Sie
stam
+
eten
[1] reguliere zwakke ww's
[2] ww's met een stam op -s, -ss -ß of -z
[3] modale ww's in
[4] ww's met
-d of -t
:
-e
voor de uitgang in
Slide 8 - Diapositive
Wederkerend voornaamwoord
3e naamval
staat er een
wederkerend voornaamwoord
EN
een
lijdend voorwerp
in de zin?
Lijdend voorwerp = vierde naamval
het wederkerend voornaamwoord = derde naamval
Ik was
mij
de handen
. – Ich wasche
mir
die Hände
.
Slide 9 - Diapositive
Wederkerend voornaamwoord
4e naamval:
alleen
een
wederkerend voornaamwoord
in de zin = 4e naamval
Ik was
mijzelf
. – Ich wasche
mich
.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Hoe werkt het:
Wordt gebruikt bij wederkerende werkwoorden.
sich waschen (zich wassen)
sich schämen (zich schamen)
sich erinnern (zich herinneren)
Reflexivpronomen
Slide 12 - Diapositive
4e naamval:
als er alleen een
wederkerend voornaamwoord
voorkomt : 4e naamval (geen lijdend voorwerp dus!)
Ik was me. – Ich wasche mich.
Reflexivpronomen
3e naamval
staat er een
wederkerend voornaamwoord
EN
een
lijdend voorwerp
in de zin?
Dan krijgt het lijdend voorwerp de vierde naamval, het wederkerend voornaamwoord de derde naamval
Ik was mijn handen. – Ich wasche mir die Hände.
Slide 13 - Diapositive
Reflexivpronomen:
4e naamval:
ich ziehe
mich
an
du ziehst
dich
an
er/sie zieht sich an
wir ziehen uns an.
Ihr zieht euch an.
sie/Sie ziehen sich an.
er zieht ihm oder ihn an.
3e naamval:
ich ziehe
mir
die Hose an.
du ziehst
dir
die Hose an.
er/sie zieht sich die Hose an
wir ziehen uns die Hose an.
Ihr zieht euch die Hose an.
sie/Sie ziehen sich die Hose an.
er zieht ihm oder ihn an.
Slide 14 - Diapositive
Mach das Präteritum mit ich:
machen
timer
0:20
Slide 15 - Question ouverte
Mach das Präteritum mit Ella:
arbeiten
timer
0:20
Slide 16 - Question ouverte
Mach das Präteritum mit ihr:
antworten
timer
0:20
Slide 17 - Question ouverte
Mach das Präteritum mit Sie:
spielen
timer
0:20
Slide 18 - Question ouverte
Mach das Präteritum mit du:
küssen
timer
0:20
Slide 19 - Question ouverte
Wat opvalt:
in de verleden tijd geen Umlauten.
zelfde soort uitgangen als bij zwakke werkwoorden in de verleden tijd.
mögen
en
wissen
hebben een klinkerverandering
Modale werkwoorden in de verleden tijd
dürfen
ich
durf
+
te
du
durf
+
test
er/sie/es
durf
+
te
wir
durf
+
ten
ihr
durf
+
tet
sie/Sie
durf
+
ten
können
ich
konn
+
te
du
konn
+
test
er/sie/es
konn
+
te
wir
konn
+
ten
ihr
konn
+
tet
sie/Sie
konn
+
ten
Slide 20 - Diapositive
Modale werkwoorden in de verleden tijd
mögen
ich
moch
+
te
du
moch
+
test
er/sie/es
moch
+
te
wir
moch
+
ten
ihr
moch
+
tet
sie/Sie
moch
+
ten
wissen
ich
wuss
+
te
du
wuss
+
test
er/sie/es
wuss
+
te
wir
wuss
+
ten
ihr
wuss
+
tet
sie/Sie
wuss
+
ten
Slide 21 - Diapositive
Mach das Präteritum mit ich:
antworten
Slide 22 - Question ouverte
Mach das Präteritum mit Ella:
arbeiten
Slide 23 - Question ouverte
Stappenplan:
zoek de
stam
(hele werkwoord -en)
om wie gaat het in de zin?
zet de
juiste uitgang
achter de
stam
Hoofdregel verleden tijd: zwakke werkwoord vervoegen
ich
mach
+
te
du
mach
+
test
er/sie/es
mach
+
te
wir
mach
+
ten
ihr
mach
+
tet
sie/Sie
mach
+
ten
Slide 24 - Diapositive
Stappenplan:
zoek de
stam
(hele werkwoord -en)
om wie gaat het in de zin?
zet de
juiste uitgang
achter de
stam
ww's met stam eindigend op -s, -ss, -z, -ß,
ich
tanz
+
te
du
tanz
+
test
er/sie/es
tanz
+
te
wir
tanz
+
ten
ihr
tanz
+
tet
sie/Sie
tanz
+
ten
Slide 25 - Diapositive
Stappenplan:
zoek de
stam
(hele werkwoord -en)
om wie gaat het in de zin?
zet achter de stam een -e
zet de
juiste uitgang
achter de
stam
ww's met stam eindigend op -d, -t
ich
antwort
+
e
te
du
antwort
+
e
test
er/sie/es
antwort
+
e
te
wir
antwort
+
e
ten
ihr
antwort
+
e
tet
sie/Sie
antwort
+
e
ten
Slide 26 - Diapositive
Heute
Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
Herhaling voorzetsels 3e naamval
Lernziele:
Je kunt de naamval en het bijvoeglijk naamwoord in het Duits invullen en verklaren.
Slide 27 - Diapositive
5. Auf d... grün... Wiese (v) d... ausgedehnt... Festivalgelände... (o) liegen d... ermüdet... Fans.
Slide 28 - Question ouverte
8. D... letzt... Aufführung (v) dies... jung... Choreographin (v) ist nicht so gut angekommen.
Slide 29 - Question ouverte
12. Ein... gemütlich... Abend (m) kann mein... Vater sich mit ein... Theaterbesuch (o) kaum vorstellen.
Slide 30 - Question ouverte
K. 10
Du sprichst zu schnell. Ich verstehe (jou) gar nicht.
Slide 31 - Question ouverte
K. 10
Der Arzt sollte (mij) Medizin geben.
Slide 32 - Question ouverte
Ich sehe (zij) jeden Tag.
Slide 33 - Question ouverte
K. 10
Ich habe (jullie) Blumen gekauft.
Slide 34 - Question ouverte
K. 10
Die Schüler haben (zij) Schokolade gegeben.
Slide 35 - Question ouverte
Plus de leçons comme celle-ci
V3: W.04 schwerelose party video
Janvier 2021
- Leçon avec
18 diapositives
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
07-06-3v-zwakke werkwoorden verleden tijd
Juin 2022
- Leçon avec
38 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Modale werkwoord verleden tijd 3tl/4tl
Janvier 2023
- Leçon avec
23 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Kapitel 3 - Grammatik A & B - Modalverben verleden tijd
Décembre 2023
- Leçon avec
26 diapositives
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Kapitel 3 Grammatik A & B - Modalverben verleden tijd
Août 2023
- Leçon avec
17 diapositives
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Kapitel 3 Grammatik A & B - Modalverben verleden tijd
il y a 13 jours
- Leçon avec
19 diapositives
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Das Personalpronomen
Janvier 2023
- Leçon avec
15 diapositives
Duits
Secundair onderwijs
zwakke werkwoorden verleden tijd
Novembre 2023
- Leçon avec
23 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3