Bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord
Na deze les weet je wat een bijvoeglijk naamwoord is, wat congrueren precies is en weet je iets over het voorzetsel.
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Bijvoeglijk naamwoord
Na deze les weet je wat een bijvoeglijk naamwoord is, wat congrueren precies is en weet je iets over het voorzetsel.

Slide 1 - Diapositive

Zelfstandige naamwoorden en hun geslacht

Slide 2 - Diapositive

Drie geslachten
  1. Mannelijk (mnl.)
  2. Vrouwelijk (vrl.)
  3. Onzijdig (onz.) 

Slide 3 - Diapositive

Welk woord is welk geslacht?
  1. Woorden op -a zijn (meestal) vrouwelijk
  2. Woorden op -us zijn (meestal) mannelijk
  3. Woorden op -um zijn altijd onzijdig

Belangrijk: je weet alleen het geslacht als je het woord in de woordenlijst hebt opgezocht. De nominativus enkelvoud bepaalt het geslacht.

Slide 4 - Diapositive

Geslachten
Zo kun je het dus onthouden:
vrouwelijk
mannelijk
onzijdig
?
1. filia-groep
2. dominus-groep
bellum-groep
3. urbs-groep
nominativus
filia
dominus
bellum
urbs
accusativus
filiam
dominum
bellum
urbem

Slide 5 - Diapositive

Welk woord is welk geslacht?
  1. Soms kun je aan de betekenis van het woord zien welk geslacht het woord is
    rex = koning = mannelijk
    uxor = echtgenote = vrouwelijk
  2. Wanneer je dat niet kunt weten, staat het achter het woord in de woordenlijst (mnl.) / (vrl.) /  (onz.)

Slide 6 - Diapositive

Wat is het geslacht van het woord:

morbus
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 7 - Quiz

Wat is het geslacht van het woord:

mater
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 8 - Quiz

Wat is het geslacht van het woord:

bellum
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 9 - Quiz

Wat is het geslacht van het woord:

pater
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 10 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord komt voor in de drie geslachten:
mnl.
vrl.
onz.
nominativus
bonus
pulcher
bona
pulchra
bonum
pulchrum
accusativus
bonum
pulchrum
bonam
pulchram
bonum
pulchrum

Slide 12 - Diapositive

Maar is dat toevallig?
bonus
bona
bonum
dominus

Slide 13 - Diapositive

Congrueren
  1. Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd in dezelfde naamval en geslacht als het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
  2. Het overeenkomen tussen een bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord noemen we congrueren.

Slide 14 - Diapositive

Welk bijvoeglijk naamwoord hoort er bij....
fluvius
A
bonus
B
bona
C
bonum

Slide 15 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord hoort er bij....
bellum
A
pulcher
B
pulchra
C
pulchrum

Slide 16 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord hoort er bij....
mater
A
pulcher
B
pulchra
C
pulchrum

Slide 17 - Quiz

Uitleg taaloefening A
Je krijgt een zin:

1. Silva est .......                    obscurus

Jij moet obscurus in dezelfde naamval en geslacht zetten als...

Slide 18 - Diapositive

Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
A
silva
B
est

Slide 19 - Quiz

Uitleg taaloefening A
Je krijgt een zin:

1. Silva est .......                    obscurus

Jij moet obscurus in dezelfde naamval en geslacht zetten als...

Slide 20 - Diapositive

Wat is het geslacht van silva?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 21 - Quiz

Geslachten
Zo kun je het dus onthouden:
vrouwelijk
mannelijk
onzijdig
?
1. filia-groep
2. dominus-groep
bellum-groep
3. urbs-groep
nominativus
filia
dominus
bellum
urbs
accusativus
filiam
dominum
bellum
urbem

Slide 22 - Diapositive

Wat is de naamval van silva?
A
nominativus
B
accusativus

Slide 23 - Quiz

Uitleg taaloefening A
Je krijgt een zin:

1. Silva est .......                    obscurus

Je weet nu dat silva nominativus, vrouwelijk is. Nu moet je van obscurus ook een vorm maken die nominativus, vrouwelijk is.

Slide 24 - Diapositive

Obscurus
Welke vorm is nominativus, vrouwelijk?
mnl.
vrl.
onz.
nominativus
bonus
pulcher
bona
pulchra
bonum
pulchrum
accusativus
bonum
pulchrum
bonam
pulchram
bonum
pulchrum

Slide 25 - Diapositive

Uitleg taaloefening A
Je krijgt een zin:

1. Silva est .......                    obscurus

Dus:
obscurus --> obscura

Slide 26 - Diapositive